De werken. Deel 21. Brieven aan Cd. Busken Huet 1861-1868
(1901)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendXIII
| |
[pagina 25]
| |
komen. Isabella de Tuyl rept van den opgang door Sara Burgerhart gemaakt, van den indruk dien zij er van ontving. En als ge nu nog niet raadt, welk eene aardige beschouwing er te geven is van het onderscheid waarmede twee vrouwen, honderd jaren geleden, de liefde opvatten, dan is mijn gansche idée niet waard, dat gij er één oogenblik u mee bezighoudt. En toch, de verschillende kringen, waarin die vrouwen verkeerden, zij lagchen mij aan als de zoo zeer verscheiden natuur die haar omringde, gezwegen van den engelschen en franschen invloed, welken de eene zoo min als de andere wist te weerstaan. Gij hebt le Pays de Vaud bezocht - eene figuur als Bentinck is schaarsch tot in onzen tijd toe. En heeft mevrouw de Charrière Benjamin Constant tot aanbidder, het oude Betje heeft haar cavalier in Maurits Cornelis van Hall. Isabelle la Française, en Betje de goede best! Heb dank voor al de moeite, die mijne proeven u geven; heb dank voor uw gunstig oordeel over het Rijks-Museum. Maar gelooft ge nu nog, dat velen het als gij ten einde zullen lezen? Ik vergeet niet alleen, ik billijk alle klagten, over de duisternis opgegaan. Ik leefde toen in die wereld, en mogt het. Maar ik eischte, dat ieder die mij las het zou gedaan hebben als ik; en dat was exigent. Eene noot? ach, ik ben niet gelukkig met nooten. Nu vriend Kruseman mij de afdrukken heeft gestuurd, zie ik dat ik al twee malen ‘hulde’ heb gebragt. Gij hebt gelijk, ik word overbeleefd. Vindt gij die noot inderdaad vereischt? Mij dunkt, we konden het er zonder doen. Eerst als er aanmerking wordt gemaakt, valt naar het jaartal te vorwijzen. ‘Mais il vaut mieux de prévenir etc.’ Peut-être. Maar wees er wel zeker van! Als gij het zijt - en dan alleen - tracht dan - ik beschik over uwe vriendschap - tracht dan een zin te geven aan de volgende gedachte: | |
[pagina 26]
| |
‘Het jaartal doe zich bij de beoordeeling van dit opstel gelden, zoowel wat het oordeel over onze jongere schilderschool betreft, als wat den omtrek eener beeldtenis aangaat, wier voltooide uitvoering aan Macaulay de onsterfelijkheid waarborgt.’Ga naar voetnoot1 Het is zwaar, het is zeer zwaar gezegd. Maar que voulezvous? Ne forçons point notre talent, etc. Geen Gids-vergadering dus op Zondag. Maar toch een Zondag in Februarij? Ge spreekt van feest; maar zou het dan geen feest voor ons zijn, eens een ganschen dag naar den geest te leven? Gelukkig echtgenoot en vader, hebt gij daar minder behoefte aan; maar mij doet het goed eens om te gaan, zooals ik het vroeger met Bakhuizen van den Brink zoolang mogt doen. Ik wenschte dat ik een versjen had, om het leelijke De Visscher van Huizen, in der tijd door hem afgekeurd, te vervangen. Hij had gelijk. Voor den armen krijgsknecht van Maarten van Rossem was hij te hard; maar die gezwollen Visscher is ondragelijk.Ga naar voetnoot2 Als er nu maar een oogenblik van lust komt! Brouwer - het was de eerzame Haarlemsche die er mij heden morgen mee verraste - Brouwer is gekozen!Ga naar voetnoot3 Hoe ik er mij voor hem in verheug. Hij heeft het zoo lang gewenscht. Zijne ongesteldheid van dezen herfst deed mij vreezen, dat hij het genoegen nooit smaken zou. Zonderling, dat iemand van zoo onbevangen hoofd, zich zoo eener partij wijden kan, dat hij zijne onafhankelijkheid niet liever heeft, dan te draven in het gareel zij het ook van den Thor. Verstandelijk dweepen met beginselen, verstandelijk droomen van den invloed van | |
[pagina 27]
| |
dezen - het luidt ongerijmd. Het is het misschien ook, en toch is het: Whatever is, is right!
Hebt gij Taine's Histoire de la littérature anglaise gezien? Drie jannen van deelen. Sainte-Beuve heeft wel gelijk, dat hij. oude man! der jeugd een talent zoo goed en zoo gaauw te werken benijdt. En toch is Sainte-Beuve een negentiendeeeuwer in merg en been. Doen uwe oogen u zeer? Leg dan deze ter zijde, speel eens met Gideon, groet mevrouw Huet voor Sophie, en voor wie van harte is
De Uwe. |