| |
| |
| |
Het uurwerk van 't metalen kruis.
10 December 1855.
't Metalen Kruis doet zijn trofee,
De troffel wordt een wees geboôn
Om d' eersten steen zijn plaats te wijzen:
Een uurwerk is des jongskens loon.
Men prijz' de keuze van 't geschenk!
Of schuilt er niet een stille wenk
Voor allen, hoog of laag gezeten,
Een les in die gedachtenis:
Zoo burger als bestuur moet weten
| |
| |
Gelukkig 't volk waar elk zijn tijd,
Het geeft op alle teek'nen acht,
't Heeft open oog voor ieder voordeel,
't Heeft open oor voor elke klagt!
Ontlook voor ons die gulden eeuw,
Sints Hollands opgerezen leeuw
Den doodschrik voor zich uit deed ijlen,
Zijn manen schudde op vijands grond,
En fierder weêr om zeven pijlen
Geef antwoord, gij, die zonder schrik
Den grondslag leggend voor uw boog
Waar oost en west kwam offers dragen,
Toen vlijt der wereld cijns er woog!
't Is niet uw doel om eigen naam
Te beuren tot den tromp der faam,
Haar grootspraak beed'lend voor uw glorie:
En toch, - zoo 't feit erinn'ring vroeg,
Was dan de veder der historie
| |
| |
Den volksgeest, - roept gij, - van weleer,
Zoo 't in den roes der zege waar'
Dat zedigheid den toom liet glippen,
Maar nog na vijf en twintig jaar!
Weet iemand wat zoo langzaam rijpt
Als volksgeest die zijn tijd begrijpt,
En, 't krijgszwaard keerende in de schede,
Geen kracht, geen gave rust gehengt,
Eer welvaart offers van den vrede
't Waar luttel schade of 't Kruis den Dam
Als de eigen moed, als de eigen kracht
Die 't Vaderland in druk verweerde,
Verlost, ons verder had gebragt!
In 't weesjen werd Van Speyk genood;
Maar zoekt zijn schim onze oorlogsvloot,
Vergeefs zwerft ze om langs alle zeeën! -
Het Kweekschool bragt zijn troffel hier,
Waar vond onz' koopvaart nieuwe reeën
| |
| |
Onz' schamele armen groeijen vast
Eer gij den volksgeest zuilen sticht,
Aan al wie hongert brood en kennis,
Wat aardsche vreugd, wat hemelsch licht!
Op 't: Voorwaarts! streedt ge en overwont;
Maar noch gelukkig noch gezond
Verteert ons traagheids uitstel-kanker.
't Ontsluite een ander veld van eer!
Verjaarden ploeg noch roestend anker
Bij kind'ren van één groot gezin
- Die doorn daar niemand roos aan zag! -
En liefde, wars van kwaad vermoeden,
't Geloof slechts toetsen aan 't gedrag!
Gij wenscht, gij wilt het!... Profecy
Van schooner dageraad aan 't Y
Der kwijnende, waar d' aard voor knielde?!
Hernieuwing van d' aelouden gloor,
Toen godsvrucht deeglijkheid bezielde,
| |
| |
Hoe elk u dan benijdbaar prees,
Als weer aan u de keus mogt staan:
De wereldwegen van den handel,
De beemd der kunst, der kennis baan!...
Het uurwerk gaat, schoon 't scheemrend Oost
Nog van geen purp'ren stralen bloost:
Zijn wijzer leere u werkend wachten.
Het koene hart in 't kloeke lijf
Vindt oefenperk voor alle krachten
|
|