De werken. Deel 9. Poëzy 1832-1868(1890)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Het jagertje. Och, arme, stram van leden, Och, arme, graauw van haar, Het jagertje van heden En van voor vijftig jaar! Wie wenschte u niet geborgen Op 't hofje zonder zorgen In 't hoekje van den haard? Wie deed zijn beurs niet open Om daar uw kost te koopen, - Zoo de eenige gij waart! Gij de eenige!... maar lichtte Dan reeds de schoone dag Die, daar de trekschuit zwichtte, Haar geest ook wijken zag? Ach, jagertjes op knollen, Die met het lijntje sollen, Die sukk'len vroeg en laat [pagina 78] [p. 78] Langs platgetreden wegen, Waar komen ze ons niet tegen? Wie telt ze in Kerk en Staat? Och, type, graauw van haren, Och, type, stram van leên; Een tweetal honderd jaren Vlood sints uw bloeitijd heen! Nog half in 't schuim bedolven, Maar rijzende uit die golven Toen Holland zeil en lijn Mogt als bevrijders vieren, Ze om 't wapenbord doen zwieren, Er 's werelds gids meê zijn! Bewond'rend hield ze op beide Die vloten 't oog gevest: De een dreef door woud en weide, De aêr heerschte in Oost en West! Harmonisch met bevelen, Door tal van koop'ren keelen Verkond op d'Oceaan, Hief de uwe uit ranke schuiten, Langs 't zee-ontwoekerd buiten, Een eigen veldzang aan! Helaas! de nijd ontwaakte... En of ons 't luk verried Toen aarde en hemel blaakte, Des nabuurs staf gebiedt! Wat baten schreijende oogen Om hoop te wreed bedrogen, [pagina 79] [p. 79] Om waan te lang gevoed? Als gij in zwellende aad'ren Nog de' erfschat voelt der Vaad'ren Toon krachten, ijver, moed! Och, type, stram van leden, Och, type, graauw van haar, Een luttel tal van schreden, Dan strekt ge u op de baar! - En toch belooft de voren Nog andere trezoren Dan die 's lands akker dierf; Toch hangen aan de transen Nog even schoone kransen Als 't voorgeslacht verwierf! Een nieuwen strijd gestreden Op nieuw ontsloten baan! Geleên, - geloofd, - gebeden, - Zoo is 't ons voorgegaan! Geen middelmaat ons wennend', Een hooger prikkel kennend' Dan aller weêrhaan-gunst, Draag' 't veld der wetenschappen Het merk van versche stappen En streele ons frissche kunst! Och, arme, graauw van haren, Och, arme, stram van leên, Daar rijzen onder 't staren Uw folt'raars om u heen! De rossen die den wagen [pagina 80] [p. 80] Bevleugeld voort doen jagen, De stoomwolk in 't verschiet, - Waarin wie u gelijken Met lint en lauw'ren prijken! - Versmaad mijn penning niet! 1852. Vorige Volgende