Florence
(1942)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wilt, vermeende of gegronde grieven verzacht, - waren zij, om der wille van een groot leed levenslang grootsch gedragen, vergeten. Wij kleenen uit onze goêlijke negentiende eeuw, zouden wij ons niet schamen over miskenning te klagen, den blik opheffende naar dien Kolos uit de wreede dertiende die meer dan de geneugten van huis en haard, die alles wat wij geluk heeten voor zijne overtuiging veil had...’ Een tiental haastig beschreven, bijna onleesbare blaadjes dagboek van deze reis is bewaard gebleven. Iets over de reisroute, tot Bazel per trein, door Zwitserland per rijtuig en vanaf Milaan weer per treinGa naar voetnoot1, en iets over de manier van reizen, op Amerikaans snelle wijze sight-seeingGa naar voetnoot2, leren we uit dit dagboek, b.v.: ‘In Flüelen werd dadelijk voor ons ingespannen. Wij reden naar Altorff naar 't standbeeld van Tell op de markt. Verwonderlijk fraaie weg naar boven naar de Duivelsbrug, waar ik eenige bloemen plukte en de Kutscher mij bij de arm greep en die kunstjes verbood’. (blz. 4.) en verder: ‘Aankomst aan het groote station. Wij hebben een paar uren tijd, vliegen de trappen af naar het plein. Wij hebben een rijtuig aangenomen. De dom bij nacht! Wij trachten nog binnen te komen, custela is gesloten. Wij keeren uit het groote Milaan terug en soupeeren onder de colonnen.’ (blz. 8.) Maar over Potgieter's gemoedsstemming vinden we hierin niets; het zijn slechts losse en vluchtige, zakelijke opmerkingen. Het slot luidt: ‘'s Middags ontdekten wij den restaurateur DoneyGa naar voetnoot3, Via dei | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tornabuoni, en hielden ons voortaan aan dien Franschen kok - bij wien wij belandden door het koopen van aardbeziën. In die voorkamer was uitstalling van taartjes enz....’ (blz. 9). Hiermee eindigt het dagboek; niets over wat er in hem omging, niets over de feesten zelfs heeft hij opgetekend. Het lag niet in Potgieter's aard maar vluchtig even op te schrijven wat hem ernstig ter harte ging, evenmin als er over te spreken. Huet, die toch voortdurend met hem samen was, heeft niets kunnen bemerken van wat zijn werkelijke stemming was. Hij schreef aan zijn vrouw: ‘Ons reisje is eene aaneenschakeling van genoegens; vreemde landen, vreemde menschen, prachtige natuurtooneelen, een schat van oude kunstwerken.’... ‘Potgieter is de opgewektheid, de voorkomendheid, de royaliteit in persoon. “Il dépense de l'argent comme un prince.” Met Duitschers, met Franschen, met Engelschen, met Italianen, met de gansche wereld knoopt hij gesprekken aan.’... Voor het tot uitdrukking brengen van zijn gevoelens heeft Potgieter bijna drie jaar nodig gehad. Mei 1868 staat onder de uitgave van het gedicht ‘Florence’.
Hoe zag het er Mei 1865 in Florence uit? Pas als wij dat weten, kunnen wij gemakkelijker volgen wat Potgieter's geestesoog er zag. Betere bronnen dan het dagboek vinden we in enkele grote dagbladen van dat jaar; de Times van 18 en 19 Mei geeft een verslag van de plechtigheden, de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 18 en 21 Mei enkele ‘berigten per telegraaf’. Wel een bewijs hoe de Dante-feesten de aandacht der wereld trokken. Dit kwam voornamelijk doordat ze een politieke strekking hadden. ‘Het oprigten van een standbeeld voor Dante, geschiedde niet maar ten gevolge van den wensch eeniger letterkundigen, in hem den eersten dichter huns volks te huldigen. De aanleiding was eene meer politieke...’ zegt Potgieter in de Toelichtingen, blz. 396. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Het feest was... niet alleen een hulde aan Dante, maar diende ook om allen die toegestroomd waren, te tonen wat de Italianen bereikt hadden, de bevestiging van hun eenheid’Ga naar voetnoot1. Enige dagen voor het feest, de 12e Mei, was Florence de hoofdstad van het jonge koninkrijk Italië geworden. Maar voor wij overgaan tot de beschrijving van het feest, willen wij, om Potgieter's zinspelingen in het juiste verband te zien, een beknopt overzicht geven van de geschiedenis van dat koninkrijk. Sedert de Middeleeuwen had Italië uit kleine staatjes bestaan, die door Spaanse, Franse en Oostenrijkse vorsten of vorstelijke familieleden werden geregeerd en onderdrukt. De Franse overheersing na de Revolutie had echter Italië veel goeds gebracht. Vele wantoestanden waren, met de kleine vorsten, opgeruimd. Weliswaar gaf Oostenrijk bij de vrede van Campoformeo (1797) Lombardije aan Frankrijk in ruil voor de republiek Venetië - tot grote verontwaardiging der Venetianen, onder wie de dichter Ugo Foscolo Napoleon heftige verwijten deed - en stonden nog enige delen onder Frans bewind, maar een groot deel van het land was verenigd: het Koninkrijk Italië was in wording. Na de val van Napoleon evenwel haastten de vorsten zich hun tronen weer in bezit te nemen; de geestelijken kregen het gehele bestuur van de Kerkelijke Staat in handen; Victor Emanuel van Savoye keerde terug in Sardinië, Savoye en Piémont; Oostenrijk hernam het bewind over het Lombardo-Venetiaanse gebied en in verschillende midden-Italiaanse staatjes werden leden van het Oostenrijkse Huis geïnstalleerd. De Reactie begon. De geest van verzet hiertegen, aangewakkerd door de Carbonari, groeide steeds en kwam tot uitbarsting in een aantal revoluties (tussen 1820 en 1860), die aanvankelijk - met grote wreedheid - konden worden bedwongen. Onafhankelijkheid scheen onbereikbaar, en eenheid was er zelfs niet onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wie er voor wilden strijden. Sommigen wilden een republiek, anderen een federatie van staten met de Paus, Pio Nono, die zijn regering liberaal was begonnen, aan het hoofd. Aanvankelijk was deze hiertoe bereid, maar oorlog achtte hij geen geoorloofd middel om het doel te bereiken. Dit stelde velen teleur, en in 1848 werd hij uit Rome, waar men de Romeinse Republiek uitriep, verdreven. Hij vroeg daarom aan Frankrijk hulp tegen zijn eigen volk. Ook na zijn terugkeer in 1850, toen de revolutie bedwongen was, bleven Franse troepen te zijner bescherming de stad bezet houden. Weer anderen hoopten op een verenigd koninkrijk onder het Sardinische vorstenhuis. Prins Karel Albert van Savoye stelde belang in de zaak der vrijheid en verkeerde onder de Carbonari. Hij was echter een zeer wankelmoedig mens, en toen hij aan de regering kwam (1831) was hij geen republikein meer, ja zelfs nog meer reactionair dan zijn voorganger. Il Re Tentenna (de wankelmoedige koning) was zijn bijnaam: hij eindigde zijn regering met het verliezen van twee veldslagen tegen Oostenrijk voor Italië's vrijheid (bij Custoza en Novara); daarna deed hij afstand ten behoeve van zijn zoon Vittore Emanuele. Vittore Emanuele's regering stak gunstig af bij die in de andere streken van Italië; de volksontwikkeling werd bevorderd en de grote macht der geestelijken op wereldlijk gebied beperkt. Elders was stilstand (dus achteruitgang), willekeur en reactie. Twee der leiders die bij de Italiaanse opstanden optraden, waren: Daniello Manin en Giuseppe Garibaldi. De eerste, afstammeling uit een oud Dogengeslacht, een zeer bekwaam staatsman, diplomaat en volksleider, werd, toen in 1848 in Venetië de Republiek van San Marco was uitgeroepen, tot Doge = eerste burger en bestuurder gekozen, een functie die sinds 1797 niet meer was uitgeoefend. De laatste, in 1807 te Nice geboren, droomde er van Italië vrij te maken met Rome tot hoofdstad. Als aanvoerder van troepen vrijwilligers heeft hij de zaak der vrijheid vele diensten bewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1852 verscheen graaf Camillo Benso di Cavour op het toneel, die als eerste minister van Sardinië - om welk land de patriotten, ook de republikeinen, zich meer en meer gingen scharen - een belangrijke rol in de vrijheidsbeweging zou spelen. Hij zag het doel: Italië één onder Vittore Emanuele, duidelijk voor zich en deed alles om het te bereiken. Hij wist de belangstelling van Engeland en Frankrijk te wekken. Met hulp van Frankrijk werd toen in 1859 Lombardije veroverd. Midden-Italiaanse staatjes hadden zich reeds bij Sardinië aangesloten; zo kon in het volgende jaar, nadat door ‘de tocht der duizend’ onder aanvoering van Garibaldi, Sicilië en Napels waren gewonnen, Vittore Emanuele, koning van Italië, te Turijn het eerste Italiaanse parlement openen. Enige maanden later stierf Cavour; zijn werk was nog niet voltooid, maar hij wist, dat het schip van staat in de goede richting voer en weldra de veilige haven zou binnenlopen. Zijn veel minder doortastende opvolger spoorde Garibaldi eerst tot aanslagen op verschillende punten aan en gaf daarna tegenbevelen. Tengevolge hiervan werd Garibaldi gewond. Heel Italië was heftig verontwaardigd, zo zelfs, dat het ministerie moest aftreden. En ook buiten Italië was de ontroering groot.Ga naar voetnoot1 Hierna trad een nog gematigder bewind op, dat Rome als hoofdstad scheen op te geven. Ten minste, 12 Mei 1865, werd Florence de hoofdstad van het jonge koninkrijk Italië. Wanneer men de Italiaanse geschiedenis, deze lange worsteling om vrijheid, in gedachten houdt, kan men beter de aard van de feestvreugde bij de herdenking van Dante's geboortedag begrijpen. Aan het Giornale del Centinario di Dante (Mei 1865) ontleen ik het volgende verslag van het feest: ‘In de dagen, die aan de viering van het feest van onze grootste Dichter voorafgingen, begon Florence een geheel nieuw en eigenaardig voorkomen te vertonen. Dit kwam niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zozeer door de versieringen der straten: tapijten, gobelins, dennegroen, vaandels en banieren, guirlandes van laurier, kortom door de voorbereidingen, als wel door de ongewone drukte en levendigheid waarvan de stad vervuld was. Het was merkwaardig om te zien hoe op straat, in de café's, in de schouwburgen het Toscaanse element langzamerhand verdween om plaats te maken voor een waarlijk Italiaans; men hoorde de dialecten van al onze provincies spreken, hetgeen een aangename en duidelijke manifestatie (van de eenheid) was. Het scheen, dat het gehele grote Vaderland, nu het juk van monsterlijke dienstbaarheid eenmaal was afgeschud, toesnelde om de grote Dichter te eren. Ook Rome en Venetië waren op het feest vertegenwoordigd.’ De onthulling van het standbeeld zou plaats hebben op Zondag 14 Mei. Reeds om 7 uur 's morgens stroomden de toeschouwers naar het plein van Santa Croce om zich op de tribune die daar was opgericht, een plaats te verzekeren. Onder hen waren ook Potgieter en Huet. Had Potgieter alleen reeds een wandeling langs de Arno gemaakt? Op blz. 342 van de Toelichtingen lezen we: ‘Het was een eigenaardig genot in den vroegen morgen van het feest op de plaats zelve waar zij geschreven werden, twee en een halve eeuw later die verzen over te lezen - hoe klein de reiskoffer zijn mogt de eerste afleveringGa naar voetnoot1 had er ruimte in gevonden - het was een eigenaardig genot van harte in te stemmen met den lof Italië in de verschijning (ener schone Vrouwe, Italia) bedeeld.’ Dat Potgieter de opzettelijk meegenomen Rijmbrief van de jonge Hooft ter plaatse wenste te lezen is uiterst merkwaardig, omdat het met één trekje de associatie verduidelijkt, die voortdurend in Potgieter's geest aanwezig zou blijven, zolang hij aan zijn gedicht werkte, de associatie tussen Italië en Nederland. Het plein van Santa Croce was prachtig versierd.Ga naar voetnoot2 Boven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de hoofdtoegang waren de woorden: ‘Onorate l'altissimo Poeta, l'Ombra sua torna’ aangebracht. Op de hoeken stonden geweldige masten met de banieren van de steden Venetië, Rome, Ravenna en Florence. Aan de kanten van het plein waren doeken gespannen, waarop in 37 tafrelen Dante's leven was weergegeven, aan de ene, en 40 portretten van commentatoren en dichters, op wie hij bizonder veel invloed heeft gehad, aan de andere kant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat deze tekeningen, die Potgieter grondig heeft kunnen bekijken, de keus der onderwerpen en tafrelen uit Dante's leven, zoals we die in ‘Florence’ vinden, mede hebben bepaald. ‘De deelnemers aan de optocht verzamelden zich op het plein van S. Spirito (in de wijk Santa Felicità), terwijl een stralend blauwe hemel zich over de feestvreugde welfde. Een groot aantal banieren ontvouwden hun “vrije kleuren” in de wind, en de muziekcorpsen speelden om beurten de uitgelezenste melodieën. Iets over achten zette de stoet zich in beweging. De vertegenwoordigers van de periodieke liberale pers openden hem, achter hen kwamen de toneelspelers. Daarna volgden in een lange optocht de vertegenwoordigers van de gemeentebesturen (uit alle provincies), van verenigingen van allerlei aard, van instellingen, van scholen, van universiteitsverenigingen; elke klasse der burgerij nam er aan deel; een schitterende stoet van officieren van elk wapen en elke rang, en die van de Nationale Garde volgde de optocht, die gesloten werd door de gemeentebesturen van Ravenna en Florence.’ Met bewondering voor de mentaliteit der Italiaanse feestvierders, vertelt Potgieter zelf: ‘Er mogt onderscheid van plaats zijn voor den aanzienlijken en den geringeren stand, de milde natuur wist van meerderen noch minderen in schoonheid van gestalte of bezieling van gelaat en de eerbiedige, aandoenlijke stilte, waarmede de afgevaardigden van Ravenna werden ontvangen,... heerschte niet enkel bij de grooten van den dag, zij huiverde ook bij wat elders, zoo vaak ten onregte, het graauw wordt geheeten.’Ga naar voetnoot1 ‘Om een juiste indruk te geven van het imposante van een dergelijke demonstratie is het voldoende te zeggen dat de optocht ongeveer drie uur nodig had om zich op het plein van Santa Croce op te stellen. Wie daarna het plein van boven van de tribune af overzag, kon zich niet verzadigen aan het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weergaloze schouwspel. Ongeveer drieduizend vaandels, verschillend van vorm, kleur en grootte, schitterend van vergulde versieringen, stonden daar onbeweeglijk verenigd. Duizende in het zwart geklede burgers schaarden er zich omheen. Het slaan van de trommels, de koninklijke marsch en het geestdriftig gejuich van de omstanders kondigden de nadering van Victor Emanuel aan. Toen deze op het plein was aangekomen en in de erezetel had plaats genomen, begon de plechtige inwijding. Enige korte toespraken werden gehouden, daarna gaf men het teken en de doeken, die het standbeeld hadden bedekt, vielen. Een lang en luid applaus beloonde de arbeid van de beeldhouwer. Ten slotte werd na enige toespraken het monument officieel aan de stad overgedragen en de optocht vertrok onder begeleiding van muziek in volmaakte orde,’ aldus het Giornale. De lezer oordele zelf naar de foto van het beeld of hij het met de Italiaanse publieke opinie eens is. André Jolles noemde het 35 jaar later ‘een miserabele steenpop, een marmeren misgeboorte’Ga naar voetnoot1. Het platte volksgezegde omtrent de twee Dantebeelden, die Florence tegenwoordig rijk is, één onder de Uffizi en één voor Santa Croce, bewijst dat men ook daar van smaak is veranderd. Merkwaardig is het slot van het verslag: hoe een dichter werd geëerd: ‘Florence heeft Italië en Europa voor een feest uitgenodigd. Wij zijn er van overtuigd, dat wij niet meer konden doen om ons de benijdenswaardige eer, hen te ontvangen, waard te betonen. Wij twijfelen er niet aan, of Italië zal de verdiensten weten te erkennen, en Europa zal zien, dat een volk, dat zó zijn grootste Burger eert, waardig is, geheel verenigd zich te scharen onder de heilige standaard der nationale vrijheid.’ Merkwaardig voor ons, die door de afstand objectiever geworden, nu zo duidelijk zien, dat het in de eerste plaats om de politiek en niet om Dante ging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weliswaar ontgingen aan Potgieter's scherpe blik de minder verheven kanten van het feest, die aan al dergelijke feesten inhaerent zijn, zeker niet: de jacht op bevrediging van persoonlijke ijdelheid van enkelen, de afwisseling van het alledaagse, die het voor de grote menigte betekende, maar voor de bezoekers van Florence was het toen, zoals hij zegtGa naar voetnoot1: ‘de stad leefde op dat feest Dante's leven, misschien tot overdrijvens toe’. ‘On nous dantifie un peu trop, messieurs, nous devenons tous de petits Dantes,’ merkte de ‘schalke’ Le Monnier zelfs tegen Huet en Potgieter op. 's Middags woonden zij de roeiwedstrijden op de Arno bij en 's avonds het drama van Silvio Pellico, naar een onderwerp uit de Divina Commedia: Francesca da Rimini. Na enkele dagen temidden van dit politiek-poëtisch feestgewoel te hebben verkeerd, reisde Potgieter met Huet naar Holland terug, getroost: Le remède au mélancholique/C'est la musique Et la beauté. De stemming nam hij mee. Wanneer hij aan het gedicht begonnen is, is niet vast te stellen: in de correspondentie met Huet treffen we pas opmerkingen aan, slechts van zuiver technische aardGa naar voetnoot2, tegen de tijd dat het zijn voltooiing nadert. Waarschijnlijk lijkt het mij, dat het plan om Florence te schrijven is ontstaan, toen Potgieter zijn vroegere poëzie ordende en schiftte voor een bundel. In aansluiting bij de grote gedichten over Schiller, Washington, Shakespeare en Napoleon III zou een groot gedicht over Dante een waardige bekroning der Tijdzangen vormen. |
|