Inleiding
‘Vliegmenschen vertoonen veel punten van overeenkomst met gewone menschen, vooral wat hunne gebreken aangaat.’
Dit schreef in 1910 de Franse auteur Pierre Souvestre. Over deze ‘vliegmenschen’ gaat dit boek. Echter uitsluitend over diegenen die motorvliegtuigen bestuurden; zweefvliegtuigen, ballonnen en luchtschepen komen in dit boek niet ter sprake. Wèl echter de constructeurs, voor zover zij betrokken zijn geweest bij de pioniersjaren van de Nederlandse luchtvaart.
Dit boek behandelt de eerste jaren van die luchtvaart. De tijd waarin de vliegles bestond uit de aanwijzing: ‘Als je hieraan trekt ga je omhoog, als je daartegen duwt kom je omlaag’; de tijd waarin de man nog niet eens wist hoe hij aangesproken moest worden: opstijger, vlieger, vliegenier, aviateur? De tijd waarin niet vliegen soms gevaarlijker was dan wel vliegen. Het is meer dan eens voorgekomen dat het publiek, ongeduldig geworden van het lange wachten na een moeizame tocht om het terrein te bereiken, de bewaking doorbrak, en de arme man die vanwege de slechte weersomstandigheden niet dorst op te stijgen, naar het leven stond. Bang geworden door de opdringende meute koos hij dan het luchtruim en vloog zich dan prompt te pletter.
Het was de tijd waarin vliegtuigen ook vliegmachines, vliegende apparaten, aeroplanes en wat al niet meer genoemd werden. De tijd waarin voorstanders van monoplanes (eendekkers) die van biplanes of multiplanes (twee- of meerdekkers) bestreden; de periode waarin de luchtgekoelde rotatiemotor (alle onderdelen, inclusief de cylinders, behalve de krukas, roteren) moest concurreren met de vloeistofgekoelde niet-roterende motor. De tijd waarin de meest vreemdsoortige gedrochten trachtten het luchtruim te kiezen, gedrochten die nu op de lachspieren werken, maar die toen ernstig genomen werden - moesten worden - omdat niemand eigenlijk wist hoe het ideale vliegtuig eruit moest zien.
Hoewel in dit boek de vliegers en constructeurs uitvoerig ter sprake komen, is het ook bedoeld als saluut aan de vele naamlozen die de vliegdemonstraties mogelijk maakten; mannen als Verwey en Lugard, dokter Bossers, de heer Reese, generaal Snijders, de NVvL (later KNVvL), monteurs, timmerlieden, schilders, grondwerkers die de vliegterreinen bewerkten. Het was toen net zo als in de huidige luchtvaart, dat zo velen het mogelijk maakten dat zo weinigen het luchtruim konden kiezen.
Door die beginperiode heeft de Nederlandse aviatiek zich met grote moeite een weg moeten banen. Het boek eindigt bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog. Het vliegen was toen al zo gewoon geworden, dat de echte pionierstijd als afgesloten beschouwd kon worden.
Dankbetuiging:
Dit boek was uitsluitend mogelijk dank zij de spontane medewerking van de volgende personen en instellingen:
Coos van den Berg, Hoofd Documentatie en Informatie Sectie Militaire |
Luchtvaart Historie |
Dhr. R. Boerlage |
Dhr. G.H.J. Diekstra |
Nico Geldhof |
Frits Gerdessen |
Harm Hazewinkel |
Peter van de Noort, Aviodome |
Dhr. C.R. Patist |
Dhr. K.J. Sijsling |
Willem Vredeling |
Archief wijlen Henri Hegener (in bezit Thijs Postma) |
KNVvL |