‘Ginds zal een ongelukkige, die iets dierbaars missen moet, die door tegenspoed wordt gedrukt, de taal van zijn hart lezen. Op zijn distelig pad, strooi ik hem dan eenige bloemen; mijn troost, en hoop voed de zijne, en deze zal hij medenemen, naar die wereld, daar alle tranen zullen worden afgewist, en welligt, al bewoonden wij een verschillend wereldoord, al kenden wij elkanderen niet, welligt, zal hij daar bij onze ontmoeting zeggen: Ik beminde u reeds op aarde.’
Door de gedachten: ‘dit is mogelijk’ aangemoedigd, geef ik mijn boek aan zijn lot over, - en in uwe handen Charlotte, dit weet ik, blijft het een middel ter aandenking van uwe vriendin.
Elisabeth Maria Post.
Arnhem den 18 van Wijnmaand 1789.