knaagt, kan ik mijnen pligt aan mijne kinderen niet betrachten;
welligt zal mijn vaderlijke grond, zal uwe vriendschap, en het wederzien van mijne tedere moeder,
zoo God mij dit vergunde, eenige verandering ten goede in mijn hart maaken; en, ten minsten zoo het
verdriet mijn leven afknaagde, dan zullen mijne onnozele wichtjens in veiliger handen zijn, dan waarin
ik hun hier kan achterlaaten; want mijn vader is, door jaaren en kwelling, nabij zijn graf gebragt.
Ik zal den jongeling ***, die hier voorleden jaar aankwam, het opzicht over mijn Solitude
toevertrouwen; hij schijnt mijn vriend, en zijn oprecht gelaat belooft mij getrouwheid.
nannie's vader, hoe zeer hij mij, en mijne kindertjens, bemint, keurt, om hunnen wil, mijn
ontwerp goed; en hoe zeer mijn weggaan, dat hem in eene geheele eenzaamheid storten zal, hem
aandoet, tog schijnt het mij toe, dat hij, na dat zijn hart de grootste verliezen geleden heeft, ook de
mindere bedaarder tegenziet: o! kon ik van deezen edelen vader moed en gelatenheid in mijn
ongeluk leeren!
Eene zwarigheid, die zig tegen mijne wegreis opwerkt, drukt mijn hart onbeschrijvelijk: