ledig; maar de woestheid en
onorde die hier heerscht, roept mij, bij elke voetstap, toe:‘Dat haare zorg hier niet meer
waakt!’ de schuwe vogelen, door vreemde handen, op onbepaalde tijden, verzorgd, kwamen,
als uitgehongerd en woest, hunne kleine verzorgers aan den opgang van hun eilandjen tegenvliegen,
die, al schreeuwende van angst, hunne korfjens ledig strooiden: in de hoenderhokken lagen eieren
vertrapt, en broedende moeders zaten, onverzorgd, op haare nesten; alles droeg het kenmerk dat de
zachtaartige meesteres haare zorg aan eenen moedloozen man, of aan min gevoelige vreemden had
overgelaten.
Hier, Karel! op dit eilandjen, was de plaats, waar ik, voor eenige jaaren, den Hemel met haar bad
om zamen te sterven; maar helaas! deeze wensch bleef onvervuld! zij werd weggerukt van mijne
zijde, eenzaam moest ik achterblijven, en het leven werd mij eene huilende wildernis.
Hoe rampzalig heeft mij de liefde gemaakt... doch neen, dit is al te veel gezegd, want al de smerte
die zij mij doet lijden, kan niet opweegen tegen de vreugde die ik eens genoot: 't is waar nu is die
voorbij, doch maar voorbij in dit leven, de eeuwigheid zal mij immers eens