Reinhart, of natuur en godsdienst
(1791)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |
zonder mij op Recompense blijven, en mijn hart verheugde zig in haare keuze: wij reisden den grootsten weg over het water; en moesten ook een eind weegs langs de zeekust heen zeilen; de nieuwheid van dit tooneel voor onze kindertjens, en het zeldzaame voor nannie, leverde eene vrolijke verkeering onderweg op, en nannie herstelde zig eenigzins van de aandoeningen welke het afscheid van haaren ouden vader haar veroorzaakt had; geen nieuwe verschijning ontsnapte het oog van onze kleinen: geen zee-arend, zee-eend, of patrijs, of andere groote en schoongevederde vogels, vlogen rondom ons, noch doken in de golven, of rustten op de takken der oeverboomen; geen Indiaan dobberde met zijn cano op de golven, noch vischte met korven, netten of haaken, hier en ginds op eene zandbank, of zittende in zijn huppelend vaartuigjen; geen zeeleeuwrik orgelde boven ons hoofd, of de kleine nieuwsgierige wichten, overlaadden ons met eene menigte vraagen, en stonden, geheel leergierige aandacht, te luisteren, naar elk woord dat van mijne, en hunner moeders lippen rolde: het geklots der zeebaaren ontzettede hen niet, en het gerinkel der kleine kreek-golfjens deed hun vermaak: eindelijk stapten wij allen wèl voldaan op Solitude te land.
Nu is het een ander vermaak hen bij de in- | |
[pagina 263]
| |
zameling der Cacao tegenwoordig te zien; met een kleinen gaffel stooten zij voorzichtig de laagste peulen der kleiner boomen af, en zijn bij elke vallende peul zoo voldaan over hun bedrijf, als een kunstenaar bij eene nieuwe welgelukte proef; juichend komen zij naar mij toe, en verhaalen mij wat zij onder het opzicht van Violet, terwijl hunne moeder op eene beschaduwde bank dicht bij hen zat, verrichtten; waarlijk hunne vrolijkheid, en nannie's lieve opgeruimdheid van geest, geeven mijn landgoed zijn eigen' naam volkomen weder, en maaken het een Heureuse Solitude. |
|