Reinhart, of natuur en godsdienst
(1791)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
en bevalligheid gelijk aan zijne lieve, meer dan immer lieve moeder: zoo even heb ik hem in mijne armen, en aan mijn hart gedrukt; maar wat dit hart gewaar werd, dit heeft geen woorden: zeker de hoogste wellust voor welke ik als mensch vatbaar ben; traanen van edel gevoel, en van vreugde tevens, rolden op het handjen van mijn kind, en zij waren het leevendigst danköffer aan den God die mij met zulk eene weldaad beschonken, die mijne tedere echtgenoote uit de benaauwdheid gered, en haar eene blijde moeder gemaakt heeft.
Zij zelve is geheel dankbaarheid, geheel moeder, en ook geheel echtgenoote; zij gevoelt, even als ik, den band onzer tedere liefde naauwer toegehaald door dit dierbaar kind: zij verheugt zig in haare nieuwe aangenaame, schoon zorgvolle, betrekking; en dat zij daardoor mijn geluk zoo zeer bevordert, verdubbelt haare genieting.
nannie's vader is hier; zijne vreugde was onbepaald, toen hij in zijne dochter eene welvarende, vrolijke moeder vond; toen hij haar kind op zijne armen had, en, door blijdschap vervoerd, de trekken van zijne melide in zijn gelaat meende te herkennen; hij kuschte het hartlijk, en milde traanen rolden langs zijne wangen, terwijl hij het mij met een blik van va- | |
[pagina 116]
| |
derlijk welgevallen overgaf, en zeide: ‘Gelukkige zoon! beleef aan dit knaapjen zoo veel vreugde, als zijne moeder mij gaf:’ dit was mij een zeer aandoenlijk tooneel; een bejaard man van blijdschap te zien schreiën, en den avond van zijn leven nog door de laatste zonnestraalen der vreugde te zien glanzen; terwijl zijn gefronst gelaat, met den lach der vergenoegdheid bescheenen, schijnt te zeggen: nu laat ik u, wel te vreden, de blijdschap van het leven over, waarvan ik verzadigd ben.
De goede man zal eenige dagen bij ons toeven; onderwijl zal ik, zoo veel mijne andere betrekkingen dit toelaaten, geheel voor hem zijn, en intusschen zal mijne pen voor u rusten.
'Er gaat thans een schip naar 't vaderland; met hetzelve zend ik u dit paquet, en deeze blijde tijding voor mijne lieve moeder: och, goede karel! beschrijf mij toch de vreugde van die lieve moeder eens, toen zij wist dat haar reinhart zijns vaders naam in zijn jongsken herleven deed: zult gij? |
|