hem nimmer weêr zage! en evenwel hoe mogelijk,
ja misschien hoe waarschijnlijk is dit! misschien hoor ik eens van hem: Hij is verongelukt op de reize,
of gestorven in zijn vaderland: hoe donker en onzeker is tog de toekomst! o dat hij gelukkig reize!
dat God hem behoede! dat de goede, aan de regeering der Voorzienigheid twijfelende man, op den
oceaan Haar gelooven mogt, en al den troost van dit zalig geloof genieten in zijn gantsche leven! dit
wil ik dagelijks van den langmoedigen Weldoener der menschen voor hem bidden, en mijn zegen zal
hem verzellen: zoo dikwijls als ik aan hem denk, (en wanneer zal ik dit niet doen?) zal 'er een traan in
mijn oog drijven, ten teken dat ik hem lief had. Hoe verandert alles! wat zijn alle onze genoegens niet
als voorbijgaande schaduwen! zij vlugten en keeren niet weder; het allergrootste genoegen zal eens
even zoo verdwijnen, en dan... maar ik houde in; mijn ziel is te veel gestemd tot treurigheid om dit
verder te ontwikkelen, en misschien is het al goed, dat zulk een gevoel dat van volmaakte
tevredenheid eens tusschen beiden afwisselt; ik zou anders vergeeten dat ik nog op deeze wereld,
die ik wel eens een dal der traanen noemde, vertoef: ach! dat het mij slechts leeren mogt, al wat ik
bezit dagelijks als eene nieuwe gift der Algoedheid te genieten, het te bezitten als niet bezittende, om
dat alles onbestendig is!