toon des minnaars te schrijven, en u alleenlijk zeggen, dat de toebereidzels tot mijn
vertrek, en nog meer tot mijne wederkomst, allen gemaakt zijn; mijn wooning, moeshof, Engelsche
tuin, met één woord, alles is in orde, om de lieve toveres, die het waare leven aan alle die genoegens
zal bijzetten, te ontvangen! hoe vrolijk zal ik dien onvergelijkelijken schat hier binnen draagen! hoe
zalig met denzelven leeven! stille dankbaarheid aan God, mijnen Weldoener, die mij zoo gelukkig
maakte, doorstroomt mijn geheele ziel, en mijne driftige vreugde smelt in dezelve zachtjens weg; en
nu, vaar wèl, beste Karel! tot onze correspondentie weder begint: juich met uwen gelukkigen vriend,
die, in alle de mogelijke verwisselingen van zijn lot, onveranderlijk dezelfde voor u blijven zal - uw
Reinhart!
Einde van het tweede Deel.