weet dat zij naar mij verlangt, zoo als ik
naar haar, en mijn beeld tot haar geluk noodig heeft; dat zij, op mij denkende, de paden ronddwaalt
waarop wij zamen wandelden; ik stel mij voor, hoe zij mij eens hier vergezellen, mijn' arbeid
beoordeelen, en mijn' ijver door haare goedkeuring aanvuuren zal; dit verdubbelt denzelven nu
reeds, en zal mij de weinige maanden, welke ons scheiden, als een lieven droom doen verdwijnen;
kan ik tog nu, om het genoegen van ons wederzien te vervroegen, de wèlvaart van mijne plantage
verzuimen, en mijnen pligt verwaarloozen? dan zou mijn liefde meer driftig, en minder redelijk zijn
moeten; ik zou een echtgenoot zijn, die haar niet zoo gelukkig maakte als zij verdiende, en ik weet
dat zij mijnen ijver goedkeurt, en, door haar voorbeeld, als zij eens mijne huisbelangen bestuurt, mij
altijd zal voorgaan.
Het is tog een onvergelijkelijk groot geschenk dat de goede Hemel mij in dit dierbaare meisjen gaf!
hoe veele zaaden van edel genot, van huislijke deugden, die in mijn hart bedolven lagen, zullen,
gekoesterd door haare liefde, tot milde struiken, tot boomen opwassen, die zelfs hunne schaduw
zullen verspreiden in de onveranderlijke wereld, waar, welke deugden 'er mogen ophouden, de
liefde blijven zal.