alle zijne huisgenooten op rijpe gras- of golvende koorn-velden,
bezig met de inzameling! de vreugd was dan onder hen algemeen; die bezielde den knecht zoo wel
als zijnen meester; de huurling zelfs deelde daar in, en alle onderscheid van stand scheen tusschen
hen die oogsten, die aan het algemeen belang arbeidden, geheel optehouden; men maaide het gras,
en hooide het tot het dor was; men sneed het koorn, bond het aan garven, en zettede die op
hoopen; men lachte, men schertste, en zong bij beurten; men laadde het drooge graan op wagens,
bragt het juichend in de schuuren, en een vreugdefeest besloot deezen arbeid; waarlijk, deeze
boeren-landvreugd was natuurlijker en hartlijker, dan die, welke in de wijdsche zaalen, waar de
weelde niet dan arme, gekunstelde vreugdebronnen springen doet, immer plaats had.
Een soortgelijk genoegen heerscht thans op mijne velden; het tooneel is bevallig; 't is waar, het
vertoont geene vrijheid; de acteurs zijn slaaven, maar gelukkige slaaven, welke de voorrechten, die
hun lot vergezellen, duidelijk gevoelen, en, door het uitzicht van eene bijzondere belooning na eenen
bijzonderen ijver, aangemoedigd, wil elk zig het sterkst bevlijtigen om den anderen voorbij te
werken.