rust is verlooren, dit is mijn geval:
o, bekoorelijke tevredenheid in mijn lot! gij die voorheen een paradijs rondsom mij schiept, keer
terug, schenk mij mijn verloren rust weder, en ik zal vrolijk zijn in mijne eenzaamheid.
Op zig zelf, dit is waar, heeft mijne begeerte niets misdaadigs; de natuur, de deugd zelfs, kweekt die
in elken menschenboezem aan; zij voedde haar op in de reine borst van den onschuldigen Adam, en
God vervulde die; diezelfde natuur maakte mijn hart voor al het schoone der schepping, voor alle
harmonie en vreugde gevoelig; en zoude het voor de schoonste overeenstemming, die liefde tusschen
twee onderscheidene zielen vormt, onvatbaar zijn? zou een gevoel, dat in paleizen en hutten
heerscht, dat den Vorst op zijnen troon, en den herder bij zijn vee, elk naar zijnen staat, bezielt, dit
hart niet aandoen? kan het een' jongeling, die nog onschuld en gevoel heeft, onverschillig zijn, of 'er
een hart, gestemd als zijn hart, onder eene vrouwlijke borst voor hem klopt? welk een onnatuurlijk,
en onbevallig verschijnsel onder de menschen zou dit zijn! neen, Karel! ik gevoel het; mijne begeerte
is zoo rein als haare moeder; met die begeerte in mijn hart, kan ik, vrij van zelfbeschuldiging, mijne
oogen ten hemel slaan, en bidden: ‘Ach! voer haar in mijne armen!’ maar dit is waar, mijne
begeerte is te