zal al mijn verlangen voldoen; maar waar vind ik dit tegenverlangd wezen?
eene vrouw die jeugd, middelen, en wereld heeft; die mijn lot met mij deelen wil, zoude ik hier
zonder veel moeite vinden; maar die vrouw, die ik recht beminnen, en die al mijne liefde
beantwoorden kan, deeze vind ik nergens.
Hoe ongelukkig is het, dat de heiligste verbindtenis van den God der Natuur, den besten weldoener
der menschen, met de edelste, de weldaadigste oogmerken ingesteld, een verbindtenis die, wèl
gedaan, het beste geluk, en, kwalijk geplaatst, het nijpendst verdriet des aanzijns, en, een geheel
leven lang, eindelooze jaaren vol kwelling veroorzaaken kan; dat deeze dikwijls zoo onverstandig,
zoo los, wordt aangegaan; een schielijke optogt, eene valsche vooronderstelling, en, dat erger is,
ongeoorloofde bijëinden doen dikwijls dat, het welk alleen de waare liefde moest doen, en
veroorzaaken treurige zamenleevingen, en ongelukkige huisgezinnen; zeer jammer is het dat de
groejende weelde de behoefte van het geld mede wassen deed; dat deeze arme behoefte zoo
dikwijls het geluk van twee edele, voor den ander geschapene menschen vernietigt; en harten
welken de Natuur tot vereeniging vormde, met eene onvoldaane ledigheid, tot eene akelige
eenzaamheid verwees; o! dat nietig, dat koude,