aankomen, mede; sommigen bevalen hem een reeks van
groeten aan hunne vrienden en bekenden, wanneer hij in dat vrije land dezelven zou wederzien, even
of dit verdervend stof hunne taal nog verstond, en nog eenige behoeften daaraan overbleeven; dan
juichten en sprongen zij weder, even of zij vrolijk waren dat één hunner alrede over zijn lot
zegepraalde, en dat zij hem eens zouden volgen: deeze vreugde maakte mij droevig, Karel! ik
gevoelde een innig medelijden met den gestorvenen, daar ik, bij alle de goede behandeling, welke ik
hem had aangedaan, hem dat goed tog niet had kunnen wedergeeven, waarop zij allen zoo veel prijs
stelden, de vrijheid - ik zag deezen dooden nu, daar alle mijn voorige betrekking tot hem ophield,
alleenlijk aan als mijnen medemensch en broeder; ik dacht: ‘Hij is zoo wel als ik, voor een eeuwig
aanzijn bestemd; hij, zoo wel als ik, zal voor den troon van God, den richter der wereld, verschijnen;
dan is hij geen slaaf, ik geen heer meer; maar beiden zullen wij daar staan, in denzelfden rang, om
rekenschap van ons bedrijf op deeze wereld te geeven; ook mijne handelwijs omtrent den, zoo
dikwijls verachten, neger, zal dan gewogen worden, en tot de zwaarte of ligtheid van mijne daaden
het haare toevoegen; hoe zeer zal de bewustheid: ‘ik heb hem nooit mishandeld, en zijn lot, zoo
veel ik kon,