bezit, en dit denkbeeld geeft mij zeker eene tot nog toe onbekende
verbintenis aan het zelve.
Hoe de naam der Plantage te vooren was, weet ik niet, maar ik zal haar, en om haare aangenaame
ligging, en om de levenswijs, die ik op dezelve denk te hebben, den liefklinkenden naam van
L'heureuse solitude geeven: gevalt u die naam niet wel, Karel? heeft hij niet iets
charakteristieks? brengt hij u de genie van zijnen eigenaar niet voor den geest? voor mij ten minsten
luidt hij zeer lief; de hoop bezielt dien toon, en hij wordt harmonie.
Zij ligt nog drie uuren ver van La bonne esperance verwijderd, in de meest gezonde streek
der Colonie, daar land- en zee-winden, die de lucht koelen, en de kwaade dampen verdrijven,
beiden eenen ongehinderden toegang hebben; zij ligt zoo nabij aan de zee, dat ik het gedruis der
golven, bij onstuimig weêr, en de vreugdeschoten der inkomende vaderlandsche schepen, zeer wèl
zal kunnen hooren: al weder eene nieuwe verdienste van dit hoekjen lands, voor een' smaak als de
mijne.
Hoekjen lands, zeg ik, doch deeze verkleinende benaaming, zou u welligt een valsch denkbeeld van
deszelfs uitgebreidheid geeven, hetwelke nogthans die van uw Kommerrust overtreft, en zoo