Mijne eerste aandoening van dankbaarheid deed mij, zoo dra ik eenzaam was, knielen voor
God mijnen weldoener; ik gevoelde zijne goedheid; ik gevoelde mijne verpligting, om dit weldaadig
Wezen, dat, en op de zee, en op de ver gelegene gewesten der aarde, zijne menschen wéldoet, ook
hier te dienen; en zijnen naam te belijden, onder volken die Hem niet kenden; en deeze verpligting
was mij zaligheid.
Hoe veele gemengde hartstochten doorwoelden mijne ziel, toen wij de reede naderden; toen de
vreugdeschooten van het bulderend kanon, door het strand en de golven der trotsche rivier, als door
zoo veele klaterende echo's herhaald, mij nog terug voerden, naar de afscheidsgroeten welken voor
omtrent drie maanden aan de vaderlandsche reede mijn hart verscheurden, en de sints verloopene
dagen langs leidden, tot ik mij wedervond aan de plaats mijner bestemminge: toen ik het schip
verliet, op 't welk ik zoo veele wonderen der schepping gezien, zoo veele bewaaringen in gevaaren
ondervonden had; dat zoo veele weeken mijn zwervend verblijf geweest was, en in het welk ik
gemeenzaam geworden was met de vriendenlooze eenzaamheid, waartoe mijn lot mij schikte; toen
ik met de boot het vaste land naderde, mijne eerste voetstappen daarop drukte, en onder
verscheidene Negers, die ik daar, in hunne vaartuigen, of op de stranden, met hunnen slaaf-