XLI.
Ja, mijn vriend! het was zoo; het land dat zig vertoonde, was America; men behoeft nu niet meer op
de mast te klimmen, om deszelfs nadering te bespeuren; ook op het benedenschip, vertoont het zig
sedert lang geheel duidelijk; eerst zeer hoog en blaauw, even als een rijzend gebergte, doch allengs
meer in zijne natuurlijke gedaante; en wij zetteden nu reeds, eenigen tijd, onze koers in deszelfs
nabijheid, naar den streek werwaards ons schip bestemd is, voord; wij hebben reeds het lang
begeerd Guiana bereikt, lieten de Colonie van *** ter zijde liggen, en zullen waarschijnelijk binnen
ruim dertig uuren, die van *** aandoen, en daar de ankers laaten vallen.
Welk eene gemengde aandoening vermeestert mijne ziel, bij dit denkbeeld! dit zal dan de oord
mijner bestemming zijn, waar eene zekere maate van lijden en vreugde voor mij bepaald is; een
streek van dien grond, zal ik met vreemdelingstraanen besproejen, die welligt niemand zal afdroogen:
mogelijk bloejen daar de distels