Dat dit teleurstelling heeten mag, gevoelt gij, Karel! doch evenwel kreeg ik eene
genoegelijke gewaarwording door de bewustheid, dat Hollanders dit schip bevolkten - dat het uit de
eigene haven gezeild was, welke wij hadden verlaaten; het had voor mij iets aangenaams, dat ik
onder geen' naam brengen kan; en het was mij liever dan veele andere schepen, welke ik, onkundig
van het volk dat ze voerden, op eenen verderen afstand beschouwde.
Ik zie thans eene menigte stippen op de zee verspreid, welke, naar hunnen meerderen of minderen
afstand, de gedaante van schepen vertoonen, wanneer ik dezelve door het telescoop bezie: van
sommigen kan ik de flikkering der witte zeilen, wanneer de zon daarop glanst, duidelijk bespeuren;
doch hunne gedaantevertooning wisselt gedurig af, en somwijl verdwijnen zij geheel uit mijn oog, tot
dat ik hen op een andere streek wedervind - welligt zal 'er onder deeze schepen één zijn, dat mijnen
wensch vervullen zal: doch waarom laat ik mijne rust door die onzekere hoop stooren? laat ik liever
die gedachte, even als een onrijpe vrucht, wegwerpen, dan dezelve tot mijne schade genieten.
Ook dit denkbeeld geeft mij eenig genoegen: de zee is een tooneel, waarop eene menigte