mogten worden, dan zou ik mogelijk nog eens met vermaak
kunnen reizen, den aanblik der grootsche, ontzettende Natuur kunnen bewonderen, Gods almagt op
de groote wateren, en in de diepte met een leergierig en volgzaam hart kunnen opmerken; en in dit
geval zou het mij op de woeste golven, aan geene spooren tot stille deugd en zalig vertrouwen
ontbreeken.
Vergenoegdheid in ons lot, is tog waarlijk zoo gelukkig, als betamelijk, voor Christenen die
gelooven dat geen blind toeval, maar eene wijze goedheid, ja een vader dit, bestuurt. Ach! waarom
moet de beminnelijkste, de beste pligt bij de kleinste hinderpaalen, die wij ontmoeten, de
moejelijkste voor ons worden? - God zal mij, hoop ik, dit alles duidelijker leeren - ik, van mijne
zijde, zal alle die denkbeelden in mij pogen levendig te houden, die bronnen van zielsrust en te
vredenheid voor mijn hart kunnen worden; en daar, waar ik mijne reden, mijn geloof voel
bezwijken, wil ik mijnen toevlugt neemen tot een' sterker' arm, die mij leeren kan, hem te kennen in
alle mijne wegen, en die mijne paden kan recht maaken - is dit niet het veiligst mijn vriend?