een schepsel mijner verbeeldinge,
die zig meestal door de waarheid liet leiden; ziet de persoonen welke hier voorkomen als verdicht
aan, schoon ze noch zoo groot, noch engelachtig zijn, dat zij alleen in 't rijk der mogelijkheid
bestaan; maar wel zeker, hier en daar, hoewel schaars, onder edele menschen hunne origineelen
hebben zullen.
Noemt het, zoo gij wilt, het onaanmerkelijk leven van eenen braaven jongeling, die, meer door zijne
stille deugd, door zijn edelwerkend gevoel, in de dagelijksche omstandigheden des levens, dan door
het vreemde zijner lotgevallen interesseert.
En wanneer dan deeze goede jongeling, door de eenvoudige tafereelen van zijn hart, en van de
Natuur in een ander werelddeel, sommigen mijner lezeren eene aangenaame uitspanning na
moejelijke bezigheden verschaft; wanneer hij van een gescheidene boezemvrienden, eenige
troostende gedachten, en aan zijne geheele sexe een voorbeeld van jongelingsdeugd en waare
grootmoedige gevoeligheid geeft; wanneer hij daarbij alle zijne lezers een spreekend bewijs oplevert,
dat alleen de Godsdienst des Euangeliums, aan 't geluk het waare zoet; in de rampen, waarmede het
pad des menschlijken levens, bezaaid is, den eenigen genoegzaamen troost, en in de meestdreigende
gevaaren de zachtste rust kan instorten, behoef ik