LIV Eufrozyne aan Emilia
Allerdierbaarste, en in de dood geliefde Emilia!
De laatste ogenblikken van mijn wegstervend leven wijd ik de tedere vriendin, aan wie het dierbaar was - en die het pad, dat ik nu haast heb afgelopen, met zo vele rozen bestrooide. - Men wil om mijner grote zwakheid wille, mij beletten aan u te schrijven, maar vruchteloos. - Ik kan de wereld niet verlaten, waarop gij achter blijft, zonder u een duurzaam getuigschrift te geven, dat ik nog stervend u beminde. - Mijn bevende hand vat de pen: de letters schemeren voor mijn verzwakte ogen: - doch Emilia zal uit zulke halve woorden het hart van Eufrozyne wel kennen. Och! kon ik nog eenmaal u daaraan drukken, eer het ophoudt te kloppen! - Dan had ik al mijn wensen vervuld. - Dan wist ik, dat gij minder lijden zoudt. - Maar neen, dit zal niet gebeuren. - Ik voel mijn krachten verminderen; ik hoop dat de Godsdienst, die u in uw God een vriend doet vinden die nooit verlaat, u troosten zal, zoals hij mij doet, door de zekere hoop van u na korte jaren afzijns, weder te zien: - en dan, mijn Emilia! zal geen dood ons meer scheiden. - Menigmaal hebben wij, in de gelukkige tijd onzer vriendschap, - die helaas! zo kort duurde, ons deze scheiding vertegenwoordigd; maar dat zij zo ras gebeuren zou; - dat ik u het laatste vaarwel niet geven zou, - dat ik zonder uw zegen sterven zou, - dat had ik niet gedacht. Doch God is wijs, en het valt mij, hoe onverwacht, niet moeilijk deze aarde te verlaten, voor een betere wereld die ik wacht.
o! Hoe geducht, mijn dierbare vriendin! is het tijdstip, waarin ik thans ben! Na weinig ogenblikken ga ik over tot mijn eeuwigdurende bestemming! Hoe verschillend is het oogpunt, waarin ik thans de wereld, en mijn eigen verrichtingen in het afgelopen leven, beschouw, van 't gene waarin het mij voorkwam in mijn gezonde jaren! - Hoe klein, hoe nietswaardig komen mij thans vele voorwerpen voor, die ik voorheen mijn