dat de wereld geen vreugde heeft, die ons in het doodsuur vertroosten kan.’
Dikwijls vroeg zij: Is er nog geen brief van Emilia! Toen ik haar eindelijk uw terug gehouden, laatste brief voorlas, werd zij zeer geroerd. Edele vriendin! riep zij uit; en bij uw aftekening van de onbestendigheid der vriendschap, zeide zij: onze ondervinding zal nu ras deze waarheid bevestigen. Och! hoe zult gij dan te moede zijn, mijn Emilia? - Hier weende zij, drukte mijn hand en voegde er bij: ‘O lieve Sofia, vorm uw jeugdige ziel naar het beeld van mijn vriendin, en zoek haar vriendschap; - de mijne kan haar op het levenspad geen troost meer geven, ik sterf. Dit haar silhouet droeg ik op mijn hart; mijn gevoelloos stof kan daaruit geen vreugde meer scheppen; neem het, als mijn laatste adem voorbij is, eraf, en laat deze gedachtenis u waardig zijn.’ - (dit heb ik, toen het nog vochtig was van Eufrozynes doodzweet, op mijn boezem gehangen, en zal er u beiden, zo lang ik leef, aan gedenken.)
Na het lezen van uw brief, zweeg zij een lange tijd stil; het scheen of zij sliep; ontwakende vroeg zij: Is Emilia nog niet hier? op ons neen, begeerde zij pen en inkt om u te schrijven; ons ontraden, mijn aanbieding om het voor haar te doen, alles was vruchteloos. - ‘Ik zelf moet haar schrijven, eer ik gerust sterven kan’, was haar antwoord. Zij deed dit bij herhaalde tussenpozen. Kort nadat zij geëindigd had, was zij zeer afgemat; viel achterover, sluimerde, en riep ons, toen zij weer ontwaakte, allen bij zich, - en nam een hartbrekend afscheid. - Tot mij zeide zij: ‘zeg mijn Emilia, dat ik haar stervend bemind heb, en dat mijn laatste snik haar nog zegent.’ Zij wees mij in een lade een klein doosje aan, en voegde er bij: ‘geef haar dit tot een gedachtenis en... mijn brief’ - die laatste zeide zij met een verzwakte stem. - Nog eens omhelsde zij haar moeder sprakeloos, - en ook mij, terwijl het klamme doodzweet haar lief gelaat overdekte; zich nogmaals herhalende, riep zij: ‘gij zendt mij uw Engel, o mijn Zaligmaker! Ik zie hem staan! Hij trekt mijn hart - en zal mijn geest in uw armen voeren.’