telde, aan welker einde ik dezelve wachtte. Hoe gaarn had ik met u dat zeetochtje gedaan! Nooit heb ik die geduchte plas bevaren, en uw beschrijving wekt al mijn begeertes op. In een volgend jaar, als God ons leven rekt, moeten wij met elkander dit vermaak genieten. De weg die voor u reisbaar is, is het ook voor mij; dan zal ik zorgenvrij vrolijk verlaten om het met een voorraad van nieuwe, en grote denkbeelden weer te zien. - Maar welk een veruitgestrekt ontwerp! dwaas daar ik ben! kan één wenk der voorzienigheid dit niet verijdelen? een jaar! hoe veel kan er in zijn omtrek gebeuren? Wie weet welke tonelen achter het gordijn van het toekomstige voor ons verborgen zijn, die wij op hun tijd vertoond zullen zien! Neen, ik wil het voornemen in een wens veranderen, en mijn lot van de tijd afwachten: van de tijd die beurtelings verdriet en genoegen oplevert, evenals hij de jaren doet wisselen.
Hoe schoon is thans het herfstweer! - De kwijnende vrolijkheid, die de gehele natuur begint te vertonen, heeft voor mij nog meer bevalligheid dan de zomer, en niet minder, schoon op een andere wijs, dan de lente. Die verrukt, maar deze stort mij een zachte rust, een fijn gevoel, en een aangename droefgeestigheid in. De zon schijnt mij liefelijker, de lucht vrolijker, de wolken vreedzamer dan in andere jaargetijden; de dauw, die dan des avonds overvloediger opkomt, en het veld tot een zee maakt, en die des morgens zo mild op de kruiden ligt, is bekoorlijker. - Het geluid der drijvende duivewiekjes, die met gehele vluchten over mijn hoofd naar de ledige korenvelden vliegen;- het gekraai der hanen - alles heeft voor mijn oren een andere, een veel bevalliger toon dan op andere tijden. - De gehele natuur schijnt mij harmonisch; en alles werkt samen om onuitdrukbare zachtgevoeligheid in mijn hart te verwekken; die mij de eenzaamheid en de sombere bossen doet zoeken. - Dit zocht ik nu weer, in mijn, u tevoren beschreven hoekje, waar ik u deze zit te schrijven; het mos was hier en daar nog nat van de nachtdauw, doch ik zocht een plekje dat de zon droogde. De bonte