De milde verscheidenheid van sterk gekleurde bloemen, die tussen het koren opschoten, behaagde mijn oog om hun schoonheid en geneeskracht meer dan zij de voordeelzoekende landman verblijdde. Hier nestelden verscheidene leeuweriken, die met een ruisende vlucht uit het buigend koren opschoten. De wachtel herhaalde tot vijfenaal toe zijn helklinkend kwik, met, dit, met een behaaglijke eentonigheid. Hier zat, hier dacht ik, toen het geluid van een zeis die gescherpt werd, mijn oog ter zijde trok; - daar zag ik van verre een bejaarde landman het rijpe koren afsnijden; zijn dochter die hem verzelde, bond met een bevallige vaardigheid de zwaarbeladen halmen aan garven, en zette die op tienbossige hopen; terwijl een klein meisje met kinderlijke onschuld hierbij stond te zingen en te huppelen, naar dat haar vrolijk hartje haar ingaf. Zijn kleine maar vrolijke hut, lag aan het einde van deze akker. Op beider gelaat was het vergenoegen zichtbaar; ik verbeeldde mij hun vreugde bij het inzamelen der vruchten, die meestal hun bestaan in de volgende winter moeten uitmaken. Met een onzekere hoop werpt hij zijn zaad in de aarde; - en wanneer in de nijpende koude geen sneeuw de velden bedekte, of de gonzende hagel met scherpe stenen nederviel, hoe dikwijls vreesde hij dan schade te lijden! Toen hij het naderhand door de invloed der lente - en zomerlucht welig zag opschieten, gevoelde hij een strelende hoop; hij trad met vreugde langs zijn welvoorziene akkers; hij verbeeldde zich reeds dat zijn koren de sikkel tegemoet ruiste, en dat hij het juichende inzamelde, en nu geniet hij dit geluk. - Gezegende landman! dacht ik; mocht uw blijdschap in God eindigen, die uw graan deed uitspruiten, die zijn zon beval het te koesteren, en zijn dauw en regen gebood het te
bevochtigen; die u de gezette tijden des oogsts bewaart, en nog zijn plasregenen zal moeten inhouden, zult gij het veilig in uw schuren inzamelen.
In de oogstende landman, zag ik het beeld van een christen. Hier is het zijn werk door de uitoefening van allerlei plichten,