de bruine heide oprezen. Daar graasden vele kudden schapen, hier één op 't hangen, daar één op de top des heuvels; terwijl hun lief geblaat door de galalende lucht voortrolde. Hier en daar stond een bemost schapenhok, en dit alles voltooide de romaneske schoonheid van dit verschiet. Aan de andere zijde waren bezaaide en bewoonde vlaktes: hier trof mij boven alles een eenzame vrolijke boerenwoning; zij was eenvoudig net gebouwd, de vensters waren groen geverfd, een wijnstok bedekte de voormuur, het rieten dak was half bruin en halfgroen door het mos; drie bomen beschaduwden haar. De ligging was vrolijk; met één woord, deze woning had een bevalligheid die ik wel gevoelen, maar niet beschrijven kan; maar mijn dwalend oog kon nergens uitrusten: het vloog van 't ene tafereel op het andere. Oostwaards zocht ik, met mijn teleskoop, de stad van mijn Eufrozyne; ik verbeeldde mij derzelver grootste toren te zien; toen dacht ik: daar slijt mijn vriendin zo ver van mij verwijderd, haar stille dagen aan de zijde van een zwakke moeder, en toont haar deugd in rechtaardige kinderliefde: daar denkt zij intussen, daar zucht zij nu mogelijk om haar vriendin die van deze heuvel op haar neerziet. O! hoe veel genoegen geeft mij, in deze stille eenzaamheid, uw beeld, en de gedachten dat gij eerlang met mij op deze heuvel zitten, en dezelfde voorwerpen met mij bewonderen zult! Ik overzag deze ganse landstreek en dacht: Gezegende grond! hoe heeft de Heer der aarde u begunstigd! wat zou wel de bevroren Laplander, of de in eeuwig ijs geketende Groenlander, of de half verhongerde Eskimo, wiens land bijna geen boom of kruid voortbrengt, denken, als hij dit gewest zo rijk in pracht en weldadige vruchtbaarheid beschouwde. In uw gelukkige kreits,
mijn Vaderland, is de Landman geen zuchtende slaaf: hij doet geen tranen der verdrukking zoals elders, maar vrolijk zweet vloeien op zijn akker; alom juichen uw dalen, uw heuvelen zijn
bekleed met vrolijkheid, uw weiden zijn bedekt met kudden, en de korenhalmen ruisen op uw velden. O! mijn Vaderland, waart gij toch