Het land, in brieven
(1987)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
hangen van de berg, waar de dichte takken een aangename nacht vormen, en de wandellanen als met loofgewelven overdekken. Toen ik gisteren hier wandelde, kweelde filomele haar klaaglied over de ontrouw of de dood van haar gaaike, tenminste haar gezang was geheel kwijnend, door geen vrolijke slagen afgebroken. De tortel kirde; de specht floot; de koekoek schreeuwde; honderd stemmen vermengden zich met harmonische tonen; hier dwaalt een smal beekje met een nauwelijks hoorbaar gefluister onder het gewelf van de overhangende struiken, en het verliest zich in een ruw, eenzaam dal, daar ik geen voetspoor vinden kon. Uit een kleine zandige vlakte zag ik verscheidene, bijna onzichtbare straaltjes sijpelen: dit zijn de bronadertjes waaruit het beekje voortspruit. Hier zat ik in het zachte mos, beschermd tegen de hete lucht, onder een struik weggedoken: ik gevoelde mij door die strelende huivering, die heilige eerbeid die deze eenzame schuilplaatsen bewonen, bevangen; meer dan een uur zat ik hier geheel weggevoerd in gepeinzen. Ik dacht duizend gedachten, waartoe mijn thans invallende geboortedag nog meer aanleiding gaf. - Mijn voorbij gevlogen leven was mij een enkele gedachte. Ik stelde mij het ogenblik voor, dat ik op de wereld verscheen, - die hulpeloze, zwakke staat, waarin ik, door weemoedige tranen, mijn toekomstige smarten voorspelde; - ik herinnerde mij de gelukkige dagen mijner zorgeloze kindsheid, en haar onschuldige vermaken, en voelde mij toen nog eens gelukkig; - ik dacht op de genoegens van mijn rijper leeftijd, op de trapswijze ontwikkeling van mijn zielsvermogens, die mij allengs een bron van wezenlijker vermaak werden; - ik gevoelde mijn geluk in 't bezit van een lieve landwoning, en van een hart dat indrukbaar is voor de natuur, die telkens nieuw genoegen bereidt; in 't bezit van een vriendin die in mijn lot en hartsgevoelens deelt, en mij het gemis van teergeliefde doden vergoedt. Ik dacht aan die tijd, toen de goddelijke genade mij eerst tot het ware leven bracht, toen ik mij zelf, mijn tegenwoordige staat, mijn eeuwige | |
[pagina 93]
| |
bestemming, de waarheden en beloften van het Evangelie, in een geheel nieuw licht zag, en in het geloof aan de Verlosser mijn voet zette op de weg der deugd. Mijn boezem klopte van dankbaarheid aan de God mijner weldadigheid, en een gevoelige traan was mijn lofoffer. - Maar aan de andere kant bedacht ik welk een merkelijk gedeelte van mijn leeftijd weg was, - onherroepelijk weg! - Een vierde van een eeuw, dacht ik, is voorbij, het overige zal even ras wegvliegen, de tijd ijlt rusteloos voort, en hoeveel valt er niet te verrichten, om wel te sterven! - Hoe weinig ben ik in de toebereiding daarvoor gevorderd, en elk ogenblik dat ik niet wel doorbreng, zal mij op mijn doodbed berouwen. - Ik werd geheel ernstige treurigheid. - Grievende lotgevallen van afgestorven beminden, kwamen voor mijn geest, ik gaf de vrije loop aan mijn aandoeningen. De wereld met al haar genoegens scheen mij een dal van tranen. Ik schilderde mij een reeks van droevige wegen, die mij daarin mogelijk afgeperkt waren; totdat ik, zuchtende mijn vochtige ogen ten hemel sloeg, en door een straal van troost bemoedigd, ophield te gissen naar een onzeker lot. Toen was ik geneigd om het goede te genieten, terwijl Gods vaderhand het mij toereikte, en het overige gerust aan hem toe te vertrouwen, wijl hij best weet door welke middelen mijn eeuwig heil (het doel van mijn tegenwoordig leven), bereikt kan worden. Ja 't was nu mijn voornaamste zorg, hoe ik best mijn overig leven hem wijden zou. Ik verbond mij bij mijn nieuwbegonnen levensjaar plechtig aan mijn God: gevoelde mijn heil wegens die keuze; en de gehele natuur kreeg een vrolijker gedaante voor mij. Het lied van de nachtegaal, scheen mij niet meer kwijnend. O! dacht ik toen! geeft hier een vernieuwde geloofskeuze zoveel schoonheid aan de aarde, wat zal de hemel zijn, als het geloof aanschouwen wordt! Word ik eens verwaardigd om daar te komen, hoe zal mij dan het lied van een Seraf, hoe de tonen van een Cherub, hoe zullen mij de halleluja's der Verlosten treffen! Ik werd geheel vreugde. - Zulk een verjaardag aan mijn Eufrozyne toe | |
[pagina 94]
| |
te wensen, is de grootste vriendschapsblijk van uw emilia |
|