zij. Haar liefste bezigheid was te woekeren, om meerder schats, en door het lijden van gebrek haar overvloed te bezuinigen. Zij dacht aan geen dood, geen achterlaten van alles, aan geen leven na dit leven; het werd haar wel door de waggelende ouderdom herinnerd, maar voor die stem was zij doof. - In deze gesteldheid stierf zij, niemand ten minste heeft bemerkt dat zij tot betere gedachten gekomen is. En is dat zo, wat moet dan zulk een ziel gevoeld hebben hij haar overgang in de eeuwigheid, op dat ogenblik toen haar alles, - alles ontzonk! Uw ernstige brief doet mij dieper denken; hoe veel ongelukkiger zal haar daar de nagedachte van een zo kwalijk besteed leven maken: met welk een verachting moet zij nu op haar bedrijven terugzien, nu zij de oogmerken van haar aanzijn en van haar aardse bezittingen inziet, zonder het gedane te kunnen herdoen! - Mijn gehele ziel is aandoening. Was het zulk een medelijdenswaardige niet beter geweest, dat zij nooit geboren was? Hier was dit arm schepsel reeds ongelukkig, zij had geen genot van haar goed: de aardse zegen was haar een vloek; zij leefde van elk veracht, en haar dood is de blijdschap der erfgenamen. Dezen wijten haar geen dank voor al de verzamelde schatten. - Men bewijst haar in schijn de laatste eer, terwijl men haar in zijn hart veracht; men brengt een lijk naar 't graf waarvoor men gruwt, het geluid der dalende kist is wellust voor hun oren; de armen vloeken, de rijken bespotten haar, de Christen alleen wijdt haar een medelijdende traan, en wie zou zonder medelijden haar verachten kunnen, die door een onherroepelijk berouw gefolterd wordt? O! zonde, hoe sterk is uw heerschappij! ook wij, met de zaden van allerlei ondeugd geboren, hadden zo dwaas kunnen zijn, en de goddelijke bewaring zij alleen de roem, dat
wij 't niet werkelijk zijn. Deze gedachte zal mij altijd hoeden voor een ijdele zelfverheffing, en mij met ontzag doen luisteren naar de stem die uit hun graf klimt.
‘Het goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid, maar de gerechtigheid redt van de dood.’ Aan zulk een ernstige brief zult gij nauwelijks uw Eufrozyne herkennen,