wen der volmaaktheid zal de schepping in hare geheele schoonheid voor hun staan.
De regen hield den geheelen dag aan. Toen hij tegen den avond ophield, deden wij eene lieve
wandeling in den tuin. De zon brak met droevige stralen door de zwarte wolken heen, en bescheen
het verkwikte groen, waarop de milde droppelen schudden met een kwijnenden glans. De gehele
lucht was balsemagtig, de vogelen begonden nog hun avondzang te kwelen, toen wij, op de bank
aan den vijver gezeten, de visschen op stukjes brood onthaalden; wij wendden beurtelings onze
oogen, dan naar hunne levendige sprongen, dan naar verfrischte planten of de nieuwontloken
bloemen: Emilia speelde op haar dwarsfluit een geheel melancholisch airtje, dat met het weemoedig
vrolijk gelaat der natuur, en met de gesteldheid van ons hart, de zoetste harmonie maakte; - en eene
schone echo herhaalde die met een dubbelen nagalm. - Terwijl wij met verkwikking staarden op den
schoonen regenboog, die zig aan ons vertoonde, kwam een fraai gekorven diertje op mijn hand
rusten. - Dit lokte door zijn net gevormd schoon gekleurd lijfje, het fijn weefsel zijner brommende
vlerkjes, zijn welbesneden kop, en glanzende oogen onze bewonderende aandagt. - O zie, zeide
Emilia, dien boog, zie dit diertje, zie die verkwikte kruiden, die droppelen op de bloemen, deze
springende visschen,