Het land, in brieven
(1788)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
schenk. Welke tedere aandoeningen worden door u verlevendigd, die werkeloos in mij sluimerden, of niet dan afgestorvene vrienden ten voorwerp hadden! Welk eene vrolijkheid spreidt deze gedagten op mijn toekomstig lot: ‘Nu heb ik die vriendin, naar welke ik jaren lang vrugteloos zogt, - gevonden! Harmonisch gevoel boeit onze zielen aan elkander. De gedagten mijner eenzaamheid zal ik aan den boezem mijne Eufrozyne ontlasten; geen onheil zal mij doen weenen, of hare getrouwe ziel zal er in deelen; in hare vreugd zal ik vrolijk zijn; daar ik hulp behoef zal zij gereed zijn! de Godsvrugt, ons beide even dierbaar, zal onze banden versterken en ons doen ijveren om elkander op het pad der deugd voorbij te streven! dan eens zal hare vurigheid, mijne laauwheid verdrijven; dan eens mijn ernst, hare standvastigheid verdubbelen! - Zoo zullen de gelukkige jaren onzer jeugd ongemerkt als dagen voorbij gaan. - Zoo zal de langdurige kennis en ondervinding van elkanders karakter, in de rijper jaren des ouderdoms, onze trouw onverbrekelijk maken. - Zoo zal Eufrozyne's laatste zugt mij, of de mijne haar zegenen; - zoo ik haar overleve, dan zal ik, in de uitkomst van haar lot, een beeld van het mijne zien. Dikwils zal dan haar graf mijne | |
[pagina 7]
| |
zugten hooren: en haar zerk de kenmerken dragen, dat het overblijfzel, het welk hij bedekt, mij dierbaar was. De voorbijgevlogen dagen van geluk, zullen mij dan als een blijde droom voor den geest zijn.’ Zoo denk ik, en een gevoelvolle traan verzegeld mijne opregtheid. - Uwe voorwaarden van vriendschap zijn de mijne. Laat haar nooit rusten op de vooronderstelling van eenige volmaaktheid, die ik niet bereikt heb. Verwagt in mij vele, oneindig vele gebreken, die u en mij zelf, onbekend zijn. - Maar bemin mij, om dat ik die zoek te verbeteren: bemin mij, om eenige trekken van mijn karakter, waar voor ik al den dank schuldig ben aan mijnen Schepper, en aan hen door wie ik gevormd werd. Bemin mij, om dat ik u bemin, en toon dit door mij de feilen van mijn verstand en van mijn hart te wijzen. Uwe vriendlijke noodiging moet ik voor als nog afslaan. Een langdurig verblijf in de stad heeft niets bekorends voor een ziel als de mijne. Zeker zou uw gezelschap mij het lastige daar van veel verligten; maar breng mij dat liever in mijn stille woning. Waarlijk ook voor u zal zij aanminnigheden hebben. Ook de winter is schoon op het Land. - Mijne volgende brieven zullen uwe deelnemende vragen beantwoorden. Zijt nu te vreden met de verzekering dat ge 't hart bezit van uwe
Emilia. |
|