Gezangen der liefde(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Aan mijne vrienden in Gelderland. Hoe wonder valt des menschen lod! Men woelt, men zorgt en slooft, om naar zijn' zin te leeven; Men kiest, men wederkiest, en wordt, Door een onzichtbre hand, in al zijn doen gedreven. 'k Gevoel dit sterk op 't roerend stond, Terwijl mijn traanen langs betrokken wangen vloejen, Daar ik mijn laatst vaarwel u geef, Mijn vrienden! die mijn hart door gulle trouw kost boejen. Dacht ge ooit dat ik, op Gelderland Verliefd, en juist geplaatst in een der schoonste streeken, Voor Holland, en een pastorie Zoo schuw, om deeze ruil dit oord zou zijn ontweeken? [pagina 126] [p. 126] Gij ziet het toch - en kent den man, Den eenigen om wien ik zoo veel kan verliezen; Zijn liefde drong mij zacht; ik zou Ook 't minst bewoond gewest, des noods, om hem verkiezen. De liefde is sterker dan de dood, Veel ligter kan zij dan een andren trek versmooren; Door haar zeg ik mijn lief verblijf, Bedaard, vaarwel, met al wat daar mij kon bekooren. Bedaard, maar toch niet blij; 'k Gevoel de wisseling der ondermaansche dingen; Mijn korte vreugd, onzeker lot, En al de moeilijkheên die mijn geluk omringen. 'k Herdenk nog, hoe ik menigmaal Hier 't schoone der Natuur heb aan uw zij genoten; 'k Zie nu dit alles als voorbij, En voordan mij geheel uit uwen kring gesloten. Zal ik dit oord nog wederzien? Zal ik, gelukkig, u dan ook zoo vrolijk vinden? Of zoek ik dan, welligt vergeefs Helaas naar deeze of die van u, mijn beste vrinden, [pagina 127] [p. 127] Weg treurig denkbeeld! ach! hoe zwaar Maakt gij mij 't scheiden! neen!..Gods gunst moge u bewaaken! Vaart allen wel! vergeet mij nooit! Hebt dank voor al het goed, dat mij uw trouw deed smaaken. En gij mijn lotvriendin! ik dacht In dit gelukkig oord zoo stil met u te leeven, En, altijd vrolijk door Natuur, Ook niet dan zachte vreugd, roudom u te doen zweeven. Maar 'k deed u deelen in mijn' zorg, Uw zuster-trouw moest vaak mij troost in 't hart doen vloejen; Nu blijft ge alleen, 'k ga weg, en schrei, Daar vriendschap en Natuur ons teder zamen boejen. 'k Verblijd mij in uw guistig lot! O, mogt ge een Zorgenvrij in uw Retraite vinden! Wees daar wat ik mij had begeerd, Emilia!..... die hoop moet de afscheids rouw verslinden. Ontstuit mijn boeken-cel niet rasch; Verlatenheid zou daar u aklig tegenkomen; Vergeet nochthans mij niet, maar laat De hoop op weêrzien vreugd doen in uw harte stroomen. Vorige Volgende