Gezangen der liefde(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] In Beekhuizen. Hoe kronklend glijdt die stille beek Hier door dit lomrig dal, langs bloemrijke oevers heenen! Hoe spiegel-helder is haar nat! Men ziet op 't zandig bed, de kleine wellen vloejen. Beschaduwd van die doornestruik Die bloeit, en geurt, en zig in 't effen beekje spiegelt, Zit ik en staar de golfjes na, Die met een lief gesuis langs gladde keitjes rollen: Dit lief gemurmel streelt mijn hart; Het doet een kalme rust in mijnen boezem vloejen; De zorgen zwijgen hier een poos; En al des levens smert vloeit met dit beekje mede. [pagina 111] [p. 111] 't Is harmonie al wat ik hoor; Een windje doet het blad der populieren sladren; Het zweeft dit eiken boschje langs, En zuist majestueus door hooge dennen toppen: Insectjes snorren om mij heen; Gevoel van dieren-vreugd ruischt in hun gaaze wiekjes: De vogels dartlen in het groen, En juichen van geluk in deeze schoone wereld. Betovrend dal! in uwen schoot Had ik gedacht ook stil mijn leven door te leeven; Zoo rustig als dat beekje vloeit, Door deze wereld naar een andre heen te wandlen; Maar anders was mijn lot geschikt Door Hem die ieders pad met wijsheid heeft getekend; Het mijne ligt niet verder hier, Maar in een streek waar ik uw schoon vergeefs zal zoeken. O! kon ik toch van al dat schoon, Dat om mij lacht, alleen dit beekje met mij neemen! O! mogt ik in dit rustig oord Met hem dien ik bemin, mijn dagen weg zien rollen! Doch ijdle wensch!... vaar, beekje wel! Gij laafdet mij zoo vaak door uwe frissche teugen; 'k Mag voordaan moede of dorstig zijn, 'k Zal altijd vruchteloos naar uw verkwikking smachten. Vorige Volgende