Gezangen der liefde
(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij
[pagina 112]
| |
[pagina 113]
| |
Veel heb ik aan u te zeggen;
En uw hart is vol voor mij;
Gaarne trad' ik, recht vertrouwend,
Door uw boschjes aan uw zij';
Vaak verkwikte zulk een wandling
Ons, in 't voorig jaar, de ziel.
Weet gij nog hoe u mijn wooning,
Hoe mijn leefwijs u geviel?
Ik wilde ook de streek wel kennen,
Waar ge uw schoone jeugd verslijt;
Waar ge uw stil en landlijk leven,
Nuttige oefeningen wijdt;
Gaarne zag ik al de plekjes
Daar genie de idéën haalt,
Die uw kunst, zoo zacht bevallig,
Uitdrukt door penceel en naald.
'k Zou den halm ook gaarn zien groejen
Die u gladde strooitjes teelt,
Voor de nette bloemen-mandjes,
Op uw taf zoo fraai verbeeld:
'k Zou voor uw genaaide boomen
Schorsen haalen uit uw bosch;
Voor uw kleine Solitude's,
Zocht ik daar het beste mosch;
'k Zag gewis mets ftil genoegen
Deeze schepping uwer hand;
| |
[pagina 114]
| |
'k Staarde op al de landtooneeltjes,
Op uw kamer aan den wand;
In de keus van uwe boeken
Vond ik zeker met vermaak,
Even als in hart en leefwijs,
Harmonie in onzen smaak.
Op een schoonen heldren morgen,
Op een zachten avondstond,
Doolde ik met u door de velden,
De omgelegen streeken rond:
Gij, zoo voor Natuur gevoelig,
Vatbaar voor haar reine vreugd,
Wars van dorre en ijdle eerzucht,
En verliefd op waare deugd,
Gij zoudt me al de hoekjes wijzen
Waar uw stille zachte geest
Weenend, lagchend, ot al peinzend,
't Meest gelukkig is geweest.
In uw stille hermitage,
Afgescheiden van 't gewoel,
Zochten wij de rust der vriendschap,
Voedzel voor haar zuiver doel.
Wij ... Maar ach! ik kan niet komen;
Spoedig breekt de dag reeds aan
Die mij met den vriend mijns harten,
Naar een ander oord ziet gaan.
| |
[pagina 115]
| |
Zoo verwijderd, zal ik zeker
U zoo rasch niet wederzien -
Treurig denkbeeld! 'k voel de liefde
Breekt geen vriendschap; doch misschier
Zult gij uw vriendin bezoeken
In haar pastorie, en zien
Dat ook Noordwijks geurge tuinen,
Landgenoegens kunnen bién.
Doe dit, Lotje! toon dat vriendschap
Nimmer sterft, schoon 't lot ons scheid:
Denk aan mij, en leef gelukkig
In uw landlijke eenzaamheid!
|
|