Gezangen der liefde
(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij
[pagina 76]
| |
[pagina 77]
| |
Nu loejen de koejen;
Nu brieschen de paarden;
Nu blaaten de lammren,
En geitjens en schaapen;
Nu snorren de insectjens;
Nu zingen de vogels;
't Geroep van den koekkoek,
't Gesluit van den merel,
Het kirren der duifjens,
Het orglen der leeuwrik,
Vermengt zig harmoniesch;
De nachtegaal tovert
Door roerende liedren:
De boschjens weêrgalmen,
Van liefde en geluk!
Deze invloed der Lente
Bezielt heel de schepping
Met wonderlijk leven;
Het doode verrijst weêr;
Het koude verwarmt zij;
Haar vuur stroomt door de aarde,
Met groeikracht en wording;
| |
[pagina 78]
| |
En duizende planten,
Met duizende bloemen,
Zoo prachtig, zijn daar!
Hoe geuren die planten!
Hoe gloejen die bloemen!
Hoe trillen de bladen!
Hoe suischt al de lommer,
Als sephir zoo zachtjes
Loopt spelen door 't groen!
Nu springen de bronnen;
Nu ruischen de vallen;
Nu weemlen de beekjens;
Nu zwellen de vijvers;
Nu stroomen rivieren
In prachtiger schoonheid,
Door 't vruchtbaare land.
Het vuur van de lente
Doorstroomt alle wezens,
Met leven en liefde,
| |
[pagina 79]
| |
En schepping en wording
Verrijst door die kracht.
De dieren der aarde,
De vooglen der wouden,
De visschen der stroomen,
De insecten der poelen,
Gevoelen die werking;
En alles vermeert.
Dit vuur van de lente
Sluipt gloejend in de adren
Des moedigen jonglings;
Onrustig en kwijnend
Verveelend en smagtend
Verlangt hij geluk.
Het vuur van de lente
Doorstroomt ook den boezem
Van 't jeugdige meisjen,
Vertedert haar harte;
Hoe zuchtend, hoe peinzend,
| |
[pagina 80]
| |
Hoe zacht melancholiesch
Gevoelt zij de vreugde
Der juichende schepping;
En juicht toch niet meê.
Ik, vrolijke lente!
Heb nooit uwen invloed,
Zoo zacht, en zoo streelend,
Zoo teder, zoo roerend,
Als nu aan de zijde
Mijns jonglings, gevoeld.
Ook hij, die uw' invloed
Zoo dikwijls, al zuchtend
En eenzaam, gevoelde,
Was nimmer zoo rustig,
Zoo vrolijk genietend,
Als nu zijn Elize
Met hem uw vermogen,
Met hem uwe schoonheid
Ook zalig gevoelt.
|
|