Gezangen der liefde(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Bij een gevallen laan. Zie hoe de mensch met ruwe handen Een kunstwerk, dat Natuur zoo schoon Zoo pragtig vormde, kan vernielen! Is dit voor haare gunst de loon? Wie weet wat jaaren zij reeds bouwde Aan deeze donkere eikenlaan; Nu velt de bijl die trotsche boomen, Ik zie hun vakken ledig staan! Een groot verlies voor twee paar zinnen, En meer noch voor mijn droevig hart; Ach! deeze laan was mijn vertrouwde; Zij kent mijn stille liefdesmart. [pagina 65] [p. 65] Hoe vaak zag hij mij peinzend dwaalen, Hoe meenge zucht heeft hij gehoord! Hoe veele traanen zag hij vloeien, Hoe menig klagtje is hier gesmoord! Als in de schemering des avonds, Geen landman op zijn akker bleef, Als zij de schapen in hun' koojen, De vogels in hun nestjens dreef; Als eenzaamheid en diepe stilte Hier zweefden onder 't zuischend loof, O! hoe geviel mij dan die stilte Hoe luisterde ik na 't zuischend loof! 'k Zag dan de lampjens vrolijk flonkren, In al de hutten hier verspreid; Dan wandelde ik al heen en weder In uwe vaale donkerheid. Ik hoorde gindschen watermolen Den zelfden toon al dommlend slaan; En dacht hoe alles zoo eenzelvig Hier met het leven voord blijft gaan. [pagina 66] [p. 66] 'k Was soms op al de zwarigheden Mijn's lots, zoo afgepeinsd, en mat, Dat mijn gevoel en denkvermogen Zijn veerkracht als verloren had. Dan vond ik - 'k weet niet hoe - verzachting, In 't kwellend lijden van mijn ziel, Terwijl een hartverruimend traantjen Mij op den bangen boezem viel. 'k Bleef dan.... Maar waar toe dit herdenken? Ook dit is met die laan voorbij; 'k Zal nooit weêr in haar' lommer zuchten; Hier is geen kalmte meer voor mij. 't Vergaat toch alles op de wereld; De kleine vreugden sterven weg; Wij zelf verdwijnen ook allengskens, En - eens is ook het lijden weg. Vorige Volgende