Gezangen der liefde(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] In de hermitage op Beekhuizen. Hoe zoet is mij de rust, in dit bevallig hutjen! Zoo kunstloos zaamgesteld Uit bouwstof, die Natuur hier op zijn' grond vergaarde, En daarom juist zoo schoon; Het zachte mosch bekleedt zijn wanden en verwulfsel: Een wijze dichtersspreuk Verciert hier elken muur, en maakt den indruk dieper Die 't aartig kluisjen geeft: 't Staat eenzaam, van 't gewoel der wereld afgezonderd; Geen mensch woont hier omstreeks; Men ziet 'er niets dan 't groen van onderscheiden boomen, En 't zweevend woudgediert; [pagina 63] [p. 63] Men hoort 'er geen gerucht, dan lieve boschgeluiden; Gemengde vooglenzang, 't Gesuis van 't schomlend loof, 't geruis van 't vallend water, 't Is alles melodij: Die stilte doet de rust in 't woelziek hart herleeven, Geeft ons ons zelven weêr; De geest verheft zig dan; geen andre toverstemmen Verzwakken zijne kracht. De wijsgeer kan zig hier verdiepen in gepeinzen; De dichter, bij zijn lier, Door niets gestoord, in zijn geschapen hemel droomen, En juichen van geluk: Alleen 't verliefde hart kan hier geen vreugde vinden, 't Ziet niet dan ledigheid, Zoo gapend diep, zoo doods, dat gij, o lieve stilte! Een rust des grafs gelijkt; Natuur had mij voorheen gestemd voor deeze ruste; Reeds in mijn vroegste jeugd Was eenzaamheid de bron van mijne beste vreugde, En nu verveelt zij mij: Gij wreede liefde stoort hier al mijn zacht genoegen, Gij kwelt mij met het beeld Van hem die mij bezielt; en in dit rustig hutjen Vind ik de ruste niet. Vorige Volgende