Gezangen der liefde(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] De Verwachting. Zoo ver van mijn alles, Gantsch teder verlangen Naar woorden der liefde, Verheugt mij dit uur. Ik zit aan mijn venster, En tuur op den landweg, Mijne oogen zoo moede Dat alles mij schemert. Nu zie ik een' briefpost In ieder verschijnsel; Mijn hart klopt reeds sneller, Het ijlt hem al tegen, En - ach het is mis. [pagina 38] [p. 38] Ik tel de minuten: Wat sleepen zij langzaam, En kwijnend daar heenen! Seconden zijn dagen, Voor 't smachtend verlangen Der hopende liefde; - De tijd is toch wreed! Mijn vrolijke dagen Die 'k wenschte tot jaaren, Ontneemt hij meêdoogloos, Zo snel als een arend, Aan 't hart dat geniet; En dan, als zijn wieken Mij vreugd konden brengen, Dan kruipt hij zoo langzaam, Zoo log als een slak. Ik dwaaze! wat klaag ik? De tijd is onschuldig, Altoos zig gelijkend, Vervliegt hij ook nu; 't Bedwelmend verlangen Der liefde, maakt uuren Tot kwijnende dagen - De liefde is dus wreed. Vorige Volgende