Gezangen der liefde
(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
[pagina 30]
| |
Waarlijk hij, die dit kan waanen,
Kende nooit haar reine kracht;
't Is den Wellust die hij offers
In haar heilgen naame bragt.
Zuivre, waare, trouwe liefde,
Is een rijke gaaf van God;
Die den mensch verheft, veradelt,
Meer geschikt maakt voor zijn lot.
Zij ontwikkelt edle krachten,
Die nog sluimerden in 't hart;
Maakt hem minder eigenzoekend,
Minder in zijn drift verward.
't Iedel, kort genot der zinnen
Is haar oorsprong, noch haar doel;
't Zijn de zielen die beminnen;
Stoflijk spreekt dit zielsgevoel.
Ruim zoo ver van dieren grofheid,
Als van Englen geestlijkheid,
Werkt het dier en de Engel zamen
Tot haar stille zaligheid.
| |
[pagina 31]
| |
Gloeit zij schuldloos in den boezem,
Spreekt zij in een smagtend oog,
Heft zij, bij bezielde kusschen,
't Stil genietend hart omhoog;
Hemelgeesten zien dan vrolijk
Zulk een lievend menschen-paar,
's Levens zorgen, 's levens vreugde,
Teder deelen met elkaêr;
Zien het al de bloemen plukken
Die 'er geuren voor zijn voet;
En voldaan met zijn bestemming
Worden wat het worden moet.
Waarom zou dan 't meisjen bloozen,
Als zij rein onschuldig mint,
En haar hart, haar lot, haar aanzijn,
Aan een' edlen man verbindt?
Bond meer waare liefde op aarde
't Lot der menschen - niet haar schijn,
Hoe veel roozen zouden geuren
Daar nu niet dan dorens zijn!
|
|