Gezangen der liefde(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Aan god. O! Gij die voor miljoenen wezens In hunnen kring geluk bereidt, Die in uw wijde ruime schepping Alom genot en vreugd verspreidt; Gij, die zoo ligt de bron doet springen, Die in het klaare beekje stort, Als op dit blad de daauwdrop trillen Die straks een diamantjen wordt; O! God! de zou die duizend wezens Met ééne straal het leven geeft; Wierd door uw' wenk zoo ras als 't wormtje, Dat lichtend in het donker zweeft; [pagina 11] [p. 11] En zou ik, daar uw magt, zoo scheppend, Zoo onbegrensd, en heerlijk is, U mijn geluk niet meê vertrouwen, Zelfs in de diktste duisternis? Gij zorgt voor de allerminste nooden Van 't kleinst insektjen dat 'er leeft; Gij geeft den worm zijn voedend blaadjen, De spin zijn konst die netten weeft; Gij wijst in 't bosch het eenzaam duifjen Zijn liefde-kirrend gaaiken aan, En leert den nagtegaal zoo vrolijk Den teedren toon der liefde slaan; En zou dan de eed'le mensch, geschapen Voor zuivre liefde en rein genot, Vergeefs naar die genieting haaken, En eenzaam zugten in zijn lot? Brengt Gij twee wezens, in wier harten Dezelfde toon der liefde spreekt, Bij één, alleen op dat zij voelen Hoe wederzijds 't geluk ontbreekt? Op dat zij in een vrugtloos wenschen, In bange traanen van verdriet, Het moeilijk leven zouden slijten, Waar 't lijdend hart geen eind aan ziet? [pagina 12] [p. 12] Neen, goede God! Gij zijt de Vader Der menschen, zorgt voor hun geluk; Elks pad is door U afgetekend, Gij mat elk juist zijn vreugd en druk; Gij gaaft in 't hart des eedlen stervlings, In 's levens zorgen en verdriet, De reine liefde tot vertroosting; Maar neen, tot kwellend lijden niet; Gij brengt van afgelegen streeken Het voor elkaêr geschapen paar Op 't ruime pad des levens zamen, Het ziet dan, en bemint elkaêr. Geef mij dan ook den eedlen jongling Dien ge op mijn' weg mij tegenzondt; Die mij, toen hij mij kende, minde, In wien ik al mijn wenschen vond! Geef hem mij op den weg des levens Tot een getrouwen reisgenoot, En laat het lot geen banden breeken, Die waare, reine liefde sloot. Vorige Volgende