Gezangen der liefde(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Elegie. Zangwijs: A quel maux il me livre. Ach! welke diepe smarte, Mijn vrind! mijn vrind! lijdt mijn te teder harte! Mijn moed die 't lot vaak tartte, Bezwijkt nu, nu 't ons scheidt, Voor altijd u te derven, Zoo eenzaam omtezwerven, Dit is een levend sterven, 'k Zal rust noch troost verwerven, Mijn hart dat om u schreit, Voelt niet dan eenzaamheid! [pagina 7] [p. 7] 'k Zogt reeds sints vroeger tijden Een vrind, een' vrind wien mijn geluk verblijden, Die in mijn smart kon lijden, Die voelt wat ik gevoel; Ik mogt in u dien vinden Mijn eenigen beminden! De liefde wilde ons binden, Maar 't lot maakt ons slechts vrinden, Dit woord luidt ons zoo koel! Wij hadden teedrer doel. Ver van u afgescheiden In d' oord, waar 'k u, zoo moedloos, moet verbeiden, Dwaal ik door doodsche heiden En stille wouden heen; Doch waar ik nu ook trede, 'k Zoek vrugteloos naar vrede, Ik zucht bij elke schrede; Natuur zucht met mij mede; Wat ben ik diep alleen! Hier is geen vreugde! - neen! [pagina 8] [p. 8] Aan 't beekje dat hier kronkelt, Waar 't woud zijn zwaar, zijn zuisend loof verdonkert, Geen zon op 't golfjen flonkert, Daar 't zagtjes ruischend vliet, Daar zoek ik, mat van smagten, Verzonken in gedachten, Al rustend nieuwe krachten; Ik slaak 'er stille klagten; Een traan, die niemand ziet, Verligt mijn hartsverdriet, De vogels, die me omringen, Vol vreugd' vol vreugd', van tak op takjens springen, En van de liefde zingen, Vergrooten mijne smart; 't Geluk juicht om mij heenen, Maar 't is voor mij verdweenen, Voor mij is niets dan weenen, Ik kan geen vreugde leenen, En in mijn ledig hart Is alles naar, verward. [pagina 9] [p. 9] Waarom moest ik u vinden? Helaas! helaas! dat wij elkaêr juist minden, En banden moesten binden Die 't lot zoo wreed verscheurt?.... Doch laat ons 't lot nu scheiden, De hoop kan ons verblijden Ligt komen beter tijden; De God, aan wien we ons wijden, Bestuurt al wat gebeurt; Hij troost die eenzaam treurt, Hij, die op gansch deeze aarde Alom, alom wel vreugd en lijden paarde, Maar toch 't geluk bewaarde, Voor all' wat daar op leeft; Hij ziet uw traanen vloejen, Hij ziet mijn traanen vloejen; Ons lijdend ooge gloejen, De wensch in 't harte groejen Eer zij nog woorden heeft; Welligt dat Hij ze eens geeft, Vorige Volgende