de beroemde tuin van de Heian Shrine een uitgelezen plek is om de kersebloesems te bezichtigen. Ik vrees dat ze mij taxeren als één van die onuitstaanbare mensen, wier interesse voor Japan voornamelijk op theeceremonieel en bloemschikken gericht is.
‘Hoe vond u de Japanse vrouwen?’
Het is het vrouwelijke lid van de ploeg, die het vraagt. Bedoelt ze het uiterlijk, het figuur, de kleding of de maatschappelijke positie ten opzichte van de man? Of wil ze weten of ik me tijdens mijn diensttijd een Japanse heb aangemeten om die tijd zo aangenaam mogelijk door te komen?
Ik weet niet hoe het met het feminisme in Japan is gesteld en ben, zoveel ouder dan die jonge mensen, niet van plan om me bloot te geven.
‘Ik heb maar één vriendin gehad. Dat was Kiyoko. Kiyoko diende in het Amerikaanse leger, ze was een nisei, of, zoals dat toen heette, een “American of Japanese extraction”. Grote delen van Japan waren voor de geallieerde troepen “out of bounds”. Maar Kiyoko zonder uniform kon doorgaan voor een Japanse. Ze heeft me heel wat van Japan laten zien. We hebben het goed met elkaar gehad. Ze woont nu in Salt Lake City, vier dochters, oma, denk ik.’
Dat lijkt me meer dan genoeg. Ik ga die kinderen daar toch niet vertellen dat in mijn herinnering Kiyoko en Japan samenvallen. Anders zullen ze nog gaan denken dat ik beter naar Salt Lake City had kunnen reizen, dan hiernaar toe te komen.
‘Hoe vond u het om oorlogsmisdadigers te berechten?’
Hoe ik het vond? Wat moet ik daarop zeggen? Het zijn jonge mensen, die na de oorlog zijn geboren. De laatste oorlogsmisdadiger is, als ik het goed heb, in 1959 uit de Sugamogevangenis ontslagen. De ‘Rape of Nanking’ is de enige episode waar ze iets vanaf weten. Het kan natuurlijk bij zo'n gesprek niet missen, Hiroshima komt op de proppen.