| |
| |
| |
Nepal
Wat doe je als je sherpa, je gids en toeverlaat, je in de steek laat? Antwoord: doorgaan zonder sherpa. En als een van je dragers het in zijn hoofd krijgt terug te gaan? Antwoord: in een dorp een lokale drager zoeken. Zo gaat dat.
Het is begin oktober, de moesson is achter de rug, de laatste regens zijn gevallen, het seizoen voor het trekken is aangebroken. Er zijn vele manieren om zo'n trek te maken. Reisorganisaties bundelen hun klanten in groepen en zorgen verder voor alles: tenten, koks, sherpa's, dragers en voedsel. De deelnemer aan zo'n tocht wordt vertroeteld als gold het een koloniale expeditie uit vroeger dagen.
Ik schrijf dit in Goropani, aan de voet van de Annapoema, op 3300 meter hoogte. Zojuist is hier een gezelschap van vijftien man aangekomen met een stoet van zeventig man bedienend personeel, als je deze horecaterm in deze contreien mag gebruiken. Vijfenvijftig van hen zijn dragers, de eierdrager is te herkennen aan de zorgzame verpakking van zijn last. De groep die een uur later aankomt, is daarbij vergeleken klein: slechts vijfendertig man.
Alle tenten worden opgezet op een klein, tamelijk vlak terrein dicht bij het dorp. Een paar uur geleden lag ik er nog prinsheerlijk van het uitzicht op de bergen te genieten, nu lijkt het wel een losbandig legerkamp.
In de ‘lodges’, eenvoudige herbergen, vind je weer ander volk. Kleinere groepen, vaak niet meer dan twee of drie mensen, die niet alles meeslepen maar hun voedsel en onderdak in de lodges vinden. Ik hoor ook bij zo'n groep. Samen met een zoon, die al veel vaker een dergelijke tocht heeft gemaakt, mijn dochter Tamara en een vriend zijn we uit Kathmandoe op weg gegaan. Een gerenommeerd trekkingbureau heeft voor
| |
| |
een sherpa en twee dragers gezorgd. Alles lijkt prima geregeld. De sherpa is een jongeman met een innemende glimlach op zijn gezicht. Hij kent de weg, hij zal voor alles zorgen en bij moeilijke gedeelten een handje helpen. De voortekenen voor de trek zijn gunstig.
Ik zal niet uitweiden over de prachtige vergezichten, de machtige toppen van Annapoerna, Dalaghiri en Machopoechere, die, als het helder is, bijna voor het grijpen liggen. Ik zal mijn best doen niet lyrisch te worden over de bossen tussen Ghandroeng en Goropani, of over de velden met bloemen, de snelstromende riviertjes, de rotsblokken, de watervallen en de wankele bruggetjes. Ik wil mijn relaas beperken tot wat de nietsvermoedende reiziger overkomt als hij in goed vertrouwen afgaat op wat hem door een trekkingbureau wordt voorgehouden.
De les die ik uit deze tocht heb getrokken is dat, als het moet, het ook zonder sherpa kan. Ik heb het natuurlijk niet over de echte expedities waar bergbeklimmen aan te pas komt, maar over de gebruikelijke trektochten die alleen maar een redelijke conditie, zin om te lopen en de bereidheid tot het nemen van bepaalde risico's vereisen.
Zo heel groot zijn de risico's overigens niet. Toch moet je beseffen dat als er iets misgaat, er geen dokter voorhanden is en de rug van een ezel schudt teveel, dus blijft alleen de rug van een drager over, die je dan in een korf naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis moet dragen. Stel dat je vier of vijf dagen daarvan bent verwijderd, dan zal het vervoer daarheen geen pretje zijn.
In ernstige gevallen wordt een helikopter ingeschakeld, maar of elke reisverzekering dit soort kosten dekt weet ik niet. Nu ik het toch over dokters en ziekenhuisrekeningen heb: de meeste trekkers uit westerse landen, hebben medicijnen bij zich die hen voor alle calamiteiten moeten vrijwaren. Een goed middel tegen diarree is aan te bevelen. Er zijn ook mensen, zoals
| |
| |
mijn zoon, die het bij tijgerbalsem houden.
De tocht. Van Kathmandoe in de ochtend per bus naar Pokhara, dat in een dal ligt en een bekende startplaats is van veel trektochten. Het is er lekker warm als we aankomen en het meer noodt tot zwemmen. We trotseren de verleiding en besluiten meteen door te gaan naar onze eerste pleisterplaats, het Tibetaanse kamp. De Tibetanen zijn massaal uit Tibet gevlucht toen de Chinezen gewelddadig tegen hen optraden. Velen van hen hebben zich in Nepal gevestigd, weer anderen in India. De Dalai Lama, hun geestelijk leider, woont in het noorden van India in Dharmsala. De Tibetanen maken niet meer de indruk arme vluchtelingen te zijn. Ze hebben zich er door hun vlijt, intelligentie en handelsgeest al aardig opgewerkt. Omdat het hindoe-geloof van de meeste Nepalezen sterk vermengd is met boeddhistische elementen, levert hun boeddhistische godsdienst geen wrijvingspunten op.
De knappe Tibetaanse in de lodge spreekt een aardig mondje Engels. Ze vertelt me dat ze met een oude man is getrouwd. Hoe oud ik ben? ‘Bij de zeventig.’ O, o, dat wordt als zeer oud ervaren. Haar kinderen gaan allemaal naar school. Maar het verlangen gaat uit naar die scholen waar ook Tibetaans wordt onderwezen.
De aanpassing aan het Nepalese levenspatroon verloopt redelijk goed, toch blijft de sterke wil om de eigen identiteit te bewaren. Het begrip integratie is kennelijk ook hier geen toverwoord waarmee de problemen van de vluchtelingen opgelost worden.
Intussen heeft de sherpa onze tent opgezet. Goede nacht, welterusten. 's Nachts begint het erbarmelijk te regenen. Het grondzeil houdt het water niet tegen. Bij het eerste ochtendkrieken blijkt dat hij verzuimd heeft afvoergootjes rond de tent te graven. Onbegrijpelijk. ‘So sorry,’ zegt hij glimlachend als hij kennis neemt van onze deplorabele toestand. We kunnen niet meteen verder. De natte troep moet eerst in de zon worden
| |
| |
gedroogd.
Als dat is gedaan begint de trek pas echt. Het eerste stuk, naar Doemfoes, geldt als een van de zwaarste gedeelten van de tocht. Het is een hele klim en de hulp van de sherpa zou bijzonder op prijs worden gesteld. Tot mijn bevreemding is onze man in geen velden of wegen te bekennen.
Pas bij aankomst in Doemfoes treffen we hem aan, opgewekt zijn melkthee drinkend. Onze achterdocht groeit. Is hij wel een sherpa? Nee, blijkt nu, hij is een kok, een goede kok verzekert hij ons. Dat mag dan zo zijn, maar we hebben niets aan een kok. Evenmin als aan een smid, een bakker of een slager. Na kort beraad besluiten we hem onder dankzegging voor de bewezen diensten terug te sturen naar Kathmandoe.
Dit besluit veroorzaakt een geweldige opschudding. De opgewekte jongeman verandert in een grimmige tijger. Ten slotte deelt hij ons mee dat hij zal gaan, maar de dragers zal meenemen. Zo gaat de nacht in. De volgende ochtend is de lucht opgeklaard. 's Nachts is er intensief overleg gevoerd met een paar sherpa's van andere groepen die in dezelfde lodge verbleven en is er naar een oplossing gezocht die alle partijen kan bevredigen.
De sherpa vraagt mij een brief te schrijven aan het trekkingbureau, waarin ik zeg dat hij terugkeert omdat hij ziek is. Terwijl ik bezig ben deze onzin op te schrijven, verandert het voorstel. Het is beter te schrijven dat wij van plan zijn langzaam verder te gaan en geen sherpa meer nodig hebben. Het is mij om het even, het gaat ons erom de man kwijt te raken. Namasté, gegroet. De beide dragers blijven bij ons.
De volgende dag vergeet ik niet licht. Een lange, regenachtige dag. De bloedzuigers - kleine donkere wormpjes die zich aan je schoenen, sokken en regenjas vasthechten en bijna ongemerkt benen, armen en rug beginnen uit te zuigen - vallen in groten getale aan. Om de zoveel minuten houden we stil voor een kleine inspectie. Toch zijn de beestjes ons te slim af. Hebben
| |
| |
ze zich eenmaal aan het lichaam vastgezogen, dan is het moeilijk ze los te trekken. Met een brandende sigaret kom je een heel eind. Als ik in een ‘teashop’ mijn hemd uitdoe, stroomt het bloed langs mijn armen en mijn rug. Tamara krijgt medelijden met haar oude vader. Eerst als we Landroeng hebben bereikt, is het leed geleden.
Hier splitst ons gezelschap zich. Dochter en vriend gaan verder naar Johnson en het pelgrimsoord Moektinath, mijn zoon en ik zullen het kalm aan doen. Nauwelijks zijn de anderen weg, of mijn drager zegt dat hij terug wil naar Kathmandoe. Een reden, laat staan een geldige reden, geeft hij niet op. Namasté.
Binnen een half uur vinden we een lokale drager bereid met ons mee te gaan. Hij verzekert ons dat hij ons de hele tocht zal vergezellen. Het is een aardige man, die achter ons blijft lopen, een stok voor me snijdt en nog oplet ook wanneer ik even uitglijd. Als we na een verrukkelijke tocht door het bos Goropani bereiken, besluiten we hier een rustdag te nemen. De drager vraagt of er iets op tegen is dat hij het dorp bezoekt. ‘Welnee,’ verzeker ik hem, ‘ga je gang maar.’ We zien de drager naar beneden huppelen en hebben hem nooit meer teruggezien.
De lodges op deze hoogte zijn vrij uitgebreide slaapzalen met een vuur in het midden. Het ene vuur rookt meer dan het andere, de ene keuken verdient een ster, de andere is uiterst matig. Tibetaans brood en korenbrood, het best te vergelijken met in olie gebakken pannekoeken, gaan vaste onderdelen van mijn menu vormen. Evenzo fried rice en noodles met spinazie en aardappelen. En wie het koud heeft komt bij met een glas mustangkoffie, een soort Irish coffee, al is de whisky vervangen door de inheemse rakshi.
De bewoners van de lodges vormen al gauw kleine gemeenschappen, die ervaringen uitwisselen. De oudste trekker is een Engelse dame van tachtig jaar die met haar kleindochter reist,
| |
| |
de jongste is een meisje van achttien maanden op de rug van haar vader.
Kapitalisten vind je zelden in een lodge. Een Zweedse en een Duitse industrieel, die het slapen in een tent beu zijn, vormen een uitzondering. We delen onze aardse goederen samen, zij de calvados, wij de cognac. Deze kleine opkikker komt in dit koude gebied (Goropani betekent koud water) goed van pas, want het weer houdt zich niet aan de regel dat de laatste regens eind september behoren te vallen. Het regent zonder ophouden, meer dan vijftig uren. Een oude inwoner van het dorp verzekert ons dat het hier nooit langer dan drieënzeventig uur heeft geregend. Dit record halen we gelukkig niet.
Als bij toverslag wordt de hemel opeens helder, de nacht is vol sterren. Je kunt de melkweg zo onderscheiden. 's Morgens vroeg vertonen de bergtoppen zich in al hun gloed. Er heerst één en al bedrijvigheid, de rugzakken worden gepakt, iedereen gaat op weg. In het enige winkeltje van het dorp ligt een drager bij het vuur te slapen. Hij wil wel met ons mee. Nu volgen drie dagen van voortdurend lopen. Een zwaarbeladen ezel uit een grote karavaan slipt tussen het gesteente en komt in de rivier terecht. De ezeldrijvers zijn er niet gauw genoeg bij. Het dier stoot zijn kop tegen een steen in een van de stroomversnellingen en komt op zijn rug in het water te liggen; zijn spartelende poten smeken tevergeefs om hulp. Hij is het enige slachtoffer op onze afdaling.
Inmiddels is het Dasain-festival uitgebroken. De godin Doerga heeft ooit de demon Makisasoera met een speer gedood (hij kon alleen door een vrouw worden verslagen) en heel Nepal viert de overwinning van het goede op het kwade. Dit is het tien dagen durende feest, waarop in groten getale buffels en geiten worden geslacht. Op onze tocht viel het al op dat grote kuddes geiten naar beneden werden gedreven. Iedereen
| |
| |
eet vlees gedurende deze dagen en draagt de gewijde rode tika op het voorhoofd.
Wie loopt schrijft niet, het weer is verrukkelijk, al te gauw bereiken we Pokhara. We vinden er een behoorlijke kamer, ik heb een prachtig uitzicht op de bergen vanuit mijn bed. ‘Heb ik daarvoor zo'n moeizame tocht moeten maken,’ zeg ik tegen mijn zoon, voor ik, uiterst tevreden, in slaap val.
Als ik een paar dagen later in Kathmandoe terug ben krijg ik een mooi verhaal te horen. Een geoloog kreeg voor zijn exploratie-instrumenten, die op het daarvoor bestemde formulier als ‘tracking material’ waren omschreven, bij aankomst van de douane te horen dat hij ze niet mocht invoeren. Ondanks het feit dat hij de toestemming voor zijn werkzaamheden in zijn zak had, kreeg hij ze niet vrij. Een ieder die hij kende, hoog en laag, werd ingeschakeld - de consul, het hoofd van de lepradienst, een meneer van de ontwikkelingshulp.
Ten slotte, met behulp van een hoge Nepalese ambtenaar en tegen betaling van een som gelds als beloning voor zijn moeite, werden alle moeilijkheden opgelost. De ambtenaar in kwestie was op het lumineuze idee gekomen om op het formulier het woord ‘tracking’ te veranderen in ‘trekking’. Daar kon niemand bezwaar tegen hebben. Glimlachend gaf de douane de instrumenten vrij.
|
|