voor ons in Nederland, verbonden in vriendschap met u, ook ons aangedaan. ‘Een zwarte bladzijde in de Surinaamse geschiedenis,’ is straks gezegd, en die mevrouw die dat zei, die zei: ‘We zullen met onze zwarte handen die zwarte bladzij moeten omslaan,’ dat zal het Surinaamse volk moeten doen, mensen van Suriname. Wij Nederlanders, wij kunnen daarbij helpen en ik spreek uit, hier, dat als dat kan en u vraagt dat ons, dat wij daartoe bereid zijn. Maar u Surinaamse mensen, u zult het moeten doen en u kan het, u bent een vrij volk. U bent Surinamers, u gaat door een heel diep dal maar u hebt uw recht, uw zelfbewustzijn en het is in die verbondenheid dat velen in Nederland met u, dezer dagen, verder willen gaan.
Op verzoek van een van de weduwen zingt het koor Wi sa blijti, blijti, blijti, we zullen blij zijn, blij zijn, blij zijn, als we naar de hemel gaan. Het was een lied dat haar man, de levenslustige advocaat Riedewald, gewoon was te zingen voor hij 's morgens naar de rechtbank ging om een cliënt bij te staan.
Het koor zingt
EINDE