| |
| |
| |
De Ontgoocheling
... de coup van de sergeanten op 25 november 1980 voor mij het beeld van Suriname
verduisterde. Ik was nog maar een paar maanden tevoren met vakantie daar geweest
en was met bevreemding er getuige van hoe het functioneren van het democratisch
bestel was vastgelopen. Door het voortdurend ontbreken van het benodigde quorum
in de Staten, het parlement, kon er niet meer vergaderd worden. De politieke
onwil van de twee grote partijen, de nps de Nationale Partij
Suriname, min of meer de partij van de creolen, en de vhp, de
Verenigde Hindoestaanse Partij, zoals de naam al zegt de partij van de
Hindoestanen, deed het raderwerk al maanden stilstaan. De President van de
Republiek, Johan Ferrier, kon er maar niet toe overgaan om een einde te maken
aan deze patstelling en de Staten te ontbinden. Misschien kwam het door deze
verlammende situatie dat een groot deel van de bevolking de coup met gejuich
begroette. Wat waren zij trots op ‘Onze Jongens’ die voor
het eerst een revolutionaire daad hadden gesteld. De coup die, na de beschieting
van het Hoofdbureau van Politie, korte metten met het vigerend regeerapparaat
maakte, was van eigen bodem, heel iets anders dan de onafhankelijkheid die toch
vooral als een op geld waardeerbaar geschenk vanuit Den Haag was ervaren.
Vergeten werd gemakshalve dat ook de afgezette regering en het hele daarbij
behorende politieke bestel met partijen die voornamelijk op etnische basis
gegrondvest waren, eveneens produkten van eigen bodem waren. Ik was al weer hoog
en droog in Amsterdam toen de coup plaatsvond en mijn afkeer van dit militaire
gedoe deelde ik met weinigen. Uit de berichten die mij bereikten maakte ik op
dat een groot aantal van de nationalistische republikeinse voorlieden en
dichters van het eerste uur zich achter de coup geschaard hadden. Ik noem maar
een paar namen, Eddie Bruma, Robin Ravales (de | |
| |
dichter Dobru),
Jozef Slagveer. Ik kende ze allen persoonlijk, Dobru rekende ik zelfs tot mijn
jongere vrienden. Ik zag in hem het prototype van de jonge idealist die vol
overtuiging maar weinig kritisch naar nieuwe horizonnen zocht en telkens als hij
een van eenheid en broederschap getuigend gedicht schreef daarin ook
onvoorwaardelijk geloofde. Ik heb ergens geschreven dat niet de politici maar de
dichters Suriname rijp hebben gemaakt voor de zelfstandigheid. Zij begeleidden
het groeiproces, de bevrijding van binnenuit, zij slaagden erin de eigen Kra, onvertaalbaar, zoiets als de ziel, van het volk te
ontdekken en te verwoorden. Door het ontbreken van kritische zin kreeg het
gevoel, dat de aanzet moest geven maar vooral niet moest gaan overheersen, de
overhand boven het nuchter, boekhoudkundig verstand, een behoorlijke winst- en
verliesrekening werd niet opgemaakt. Ik weet nog hoe Dobru mij na een bezoek aan
Noord-Korea, na Cuba een aantrekkelijk pelgrimsoord, opbelde en we samen in
Americain gingen eten. We zaten aan het raam, Dobru was nog vol van wat hij daar
allemaal had gezien en meegemaakt. Op een gegeven ogenblik stond hij van tafel
op en begon hij met zijn welluidende stem, waarmee hij in Suriname altijd een
gehoor wist te boeien, een lofzang op de grote leider Kim-Il-Sung te declameren.
De ommekeer kwam na de weerzinwekkende moord op vijftien vooraanstaande
landgenoten in de nacht van 8 december 1982. De schok was groot, zo'n
koelbloedige slachting was in Suriname tot aan dit moment onvoorstelbaar, dat
was niet Surinaams werd er gezegd, alsof er voor Suriname andere maatstaven
golden dan voor de rest van de wereld. Toen deze moordpartij korte tijd later
gevolgd werd door een andere, maar nu op een aantal Bosnegers in het dorp
Moiwana, werd die uitlating niet meer gehoord, het ongestraft moorden was
inmiddels deel geworden van het eigen leefpatroon. Wat zich op 8 december
afspeelde had natuurlijk een voorgeschiedenis. De luitenant Rambocus, die
onverrichterzake een poging tot omverwerping van het Bouterse-regime had gedaan,
werd berecht voor de krijgsraad. Een samenstel | |
| |
van vier advocaten,
die elk een onderdeel van het verweer op zich hadden genomen, verdedigde hem.
Diezelfde nacht, dus nog voor de uitspraak gevallen was, werden ze met elf
anderen van huis gehaald, naar het Fort Zeelandia, dat als gevangenis dienst
deed, gebracht, ondervraagd, gemarteld en vermoord. Onder de slachtoffers
bevonden zich de oud-minister van Justitie Eddie Hoost, een verklaard
tegenstander van de doodstraf, en Harold Riedewald, beiden advocaat, die de
verdediging samen met twee anderen op zich hadden genomen. Het waren vrienden
van me, ik had ze op de Rechtsschool, toen er nog geen universiteit was, zelf
opgeleid. Beiden waren ze ook lid van het toneelgenootschap Thalia waar ik
voorzitter van was. Hoost, ernstig, bedachtzaam, Riedewald, opgewekt, met een
opvallend groot acteertalent. Bij mijn weten was het nog niet eerder voorgekomen
dat de machthebbers, waar ter wereld ook, de verdachte te zamen met zijn
verdedigers hebben vermoord. Er zijn gruweldaden in deze wereld die niet
vergeten mogen worden, dit is er één van. De moord op de
vier advocaten doet sterk denken aan die op drie rechters van het
Hooggerechtshof in Ghana, het enige Afrikaanse land dat in Suriname, vanwege de
oorsprong van de aangevoerde slaven, als geliefd referentiekader dient. In juni
1982, zes maanden na de coup van Flight Lieutenant Rawlings die hem aan de macht
bracht, werden de drie vanuit hun huizen ontvoerd. Hun verkoolde lijken werden
wat later dicht bij het terrein voor schietoefeningen van het leger gevonden.
Het grote verschil tussen de beide moordpartijen is wel dat in Ghana, dankzij de
grote opschudding onder de bevolking, een Bijzondere Onderzoeks-Commissie in het
leven werd geroepen. Een rechtbank achtte vijf personen onder wie een lid van
Rawlings' Voorlopige Regering, schuldig en veroordeelde hen ter dood, al bleef
de hoofddader en aanstichter tot de moorden vermoedelijk buiten schot.
In Suriname daarentegen is er nog altijd geen onderzoek naar de moorden
ingesteld, laat staan dat er van een berechting sprake is. Kort nadat het
bericht van het drama in Neder- | |
| |
land bekend werd is er een
herdenkingsdienst in de Mozes en Aäronkerk te Amsterdam gehouden. Een
van de sprekers was minister Den Uyl, onder wiens bewind Suriname zijn
onafhankelijkheid verkreeg. De tranen biggelden hem over de wangen toen hij het
gehoor toesprak. Toen De Balie in Amsterdam mij uitnodigde een semi-documentaire
over een brok contemporaine geschiedenis te schrijven nam ik dat verzoek met
beide handen aan. Het werd De Tranen van Den Uyl. Als
voorleesproduktie werd het op 8 december 1987 eenmaal in De Balie opgevoerd
onder regie van Peter de Baan. Ik heb de figuur van Jozef Slagveer, een
nationalistisch ingestelde journalist/dichter tot spil van het stuk gemaakt.
Slagveer die onmiddellijk na de coup zich solidair met de sergeanten verklaarde
en als het ware de spreekbuis van het nieuwe regime werd begon al vrij gauw
daarna de ware op macht beluste aard van ‘Onze Jongens’ te
doorzien. Dat heeft ertoe geleid dat hij tot een van de slachtoffers van 8
december is gaan behoren. Tegelijkertijd heb ik uit respect voor de moed en
adeldom van de verdachte en zijn advocaten een beknopte authentieke weergave van
de rechtszitting ingelast. Om niet alle vier verdedigers aan het woord te laten
heb ik de quintessens van hetgeen zij aanvoerden door de advocaat Hoost laten
zeggen. De tekst zoals in het programmaboekje opgenomen volgt hier.
Rechter:
Uw naam, leeftijd en beroep.
Verdachte:
Soerindre Rambocus, oud 23 jaar, officier, zonder beroep.
Rechter:
U hebt in februari met wijlen Professor Oemrawsing politieke
gesprekken gevoerd?
Verdachte:
Ja, meneer de president
Rechter:
Waarover gingen die gesprekken?
Verdachte:
De gesprekken gingen over de toenmalige en de huidige situatie. De
onderdrukking van de mensenrechten en andere slechte omstandigheden.
Rechter:
Zijn jullie overeengekomen om hieraan iets te doen?
Verdachte
Wij zijn toen overeengekomen om pogingen te onderne- | |
| |
men om in elk geval de democratie en het respecteren
van de grond- en de mensenrechten te doen herstellen.
Rechter:
Wat waren, hielden die afspraken in?
Verdachte:
Die afspraken hielden in om de democratie te herstellen door die
instanties, die de democratie vernietigd hebben uit te schakelen.
Rechter:
Uit te schakelen. Hoe dachten jullie die instanties uit te
schakelen?
Verdachte:
Nou, de belangrijkste instantie die op dit moment het volk
onderdrukt, dat is de legerleiding. En wij dachten door de legerleiding
gevangen te nemen en de militaire objecten te bezetten er in elk geval een
situatie zou ontstaan waarbinnen het volk in vrijheid zou kunnen handelen.
Dan zouden verkiezingen kunnen worden gehouden en de grondwet weer in
werking worden gesteld.
Rechter:
Hoe hadden jullie gedacht de legerleiding gevangen te nemen?
Verdachte
Gewoon, gevangen.
Rechter:
Maar je kunt iemand... hoe neem je iemand gewoon gevangen? U ging
ervan uit dat uw organisatie zo perfect in elkaar zat dat er geen
mogelijkheid was voor verzet?
Verdachte:
Wanneer ik op korte afstand van iemand sta en ik houd hem een wapen
voor, dan, tenminste als hij verstandig is, verzet hij zich niet. En wij
nemen aan dat de legerleiding verstandig is.
Rechter:
Ik kom nu terug op de gesprekken die u met professor Oemrawsing
hebt gevoerd. Kunt u nader ingaan op de inhoud van de gesprekken.
Verdachte:
Wij bespraken de politieke situatie, hij gaf aan op welke wijze de
democratie verkracht werd en ik van mijn kant beaamde dat er een
onaanvaardbare situatie in het land bestond. Een situatie waarbij er geen
uitzicht op verbetering was, omdat er geen enkele instantie was aan wie het
militair gezag verantwoording
| |
| |
verschuldigd was. Ik heb toen een vergelijking gemaakt, dat is ook
een van de redenen waarom ik mij geschaard heb achter professor Oemrawsing.
Ik heb hem voorgehouden dat de argumenten die momenteel worden gebruikt door
de machthebbers om de democratie te bestrijden, in grote lijnen dezelfde
argumenten zijn die in de jaren voor 1863 gebruikt werden om de afschaffing
van de slavernij te voorkomen. En dat het volk in deze situatie met deze
argumenten van zijn vrijheid beroofd was.
Rechter:
Bent u ervan overtuigd dat uw actie het enige middel was om tot
realisering van uw doelstellingen te komen?
Verdachte:
Op grond van kritiek op de situatie ben ik uit het leger gezet en
aangehouden geweest. Mijn opmerkingen werden gekwalificeerd als negatieve
uitlatingen. In de regeringsverklaring van 1 mei 1980 was beloofd dat er in
1982 verkiezingen zouden worden gehouden. Gaandeweg werd duidelijk dat er op
geen enkele manier werd gewerkt aan het realiseren van deze belofte.
Integendeel, door het militair gezag zijn er uitlatingen gedaan dat er
voorlopig geen verkiezingen komen. Er werd gewerkt aan een junta-model. Dat
betekende voor mij dat men werkte in de richting van een dictatuur, voor
zover die nog niet aanwezig was. Oprechte Surinamers die zich inzetten voor
herstel van de democratie werden aangehouden, opgesloten en mishandeld. Dat
was dan ook de reden dat op een bepaald moment geen andere uitweg overbleef
dan tot actie over te gaan.
Rechter:
Ik heb verder niets te vragen. Het woord is nu aan mr Hoost voor
het voordragen van zijn verdediging.
Hoost:
Meneer de president, mijne heren leden van de krijgsraad, het is in
dit proces van het allergrootste belang om na te gaan, welk gezag wij op 11
maart 1982 in Suriname hadden. Was er toen sprake van een gezag dat
gebaseerd was op de wet of hadden we toen een situatie waarbij enkele
militairen de staatsmacht naar
| |
| |
zich toe hadden getrokken en de macht met uitsluiting van anderen
uitoefenden? In het Wetboek van Strafrecht staat duidelijk aangegeven wat
moet worden verstaan onder wettige regeringsvorm of het in Suriname
gevestigd gezag. Het hoeft geen betoog dat de wetgever een democratische
rechtsstaat voor ogen heeft gestaan. Het behoeft evenmin betoog dat we
momenteel niet kunnen spreken van een rechtsstaat. Op 25 februari 1980
werden de verkiezingen, die een maand later zouden worden gehouden,
afgelast, de regering werd naar huis gestuurd, het parlement uiteengejaagd.
Op 13 augustus daaropvolgend werd de toenmalige president ontslagen en de
grondwet opgeschort. De staat, die bedoeld wordt in het Wetboek van
Strafrecht, hield op te bestaan. De cruciale vraag is of men het misdrijf
van samenspannen tot omverwerpen van het in Suriname gevestigd gezag pleegt,
indien men handelt tegen de veiligheid van een militaire dictatuur. Het is
ook niet zo dat de militaire machthebber kan aantonen dat hij zoveel
maatschappelijk support geniet in dat hij krachtens mandaat van het volk
zijn macht uitoefent. Integendeel, de pseudo-revolutie, die momenteel wordt
gepropageerd, slaat niet aan.
Wanneer de regeermacht uitsluitend door het militair gezag wordt
uitgeoefend en alle macht bij dat gezag berust, dan spreken wij van een
militaire junta. Het is ondenkbaar dat de krijgsraad een militaire junta zal
beschouwen als een legitieme regeringsvorm van Suriname. Een dergelijke
beslissing zou in strijd zijn met wat in de rechtsovertuiging van ons volk
leeft, zoals gebleken is bij de recente massale openbare samenkomsten en
eisen dat het militair leiderschap moet worden losgekoppeld van het politiek
leiderschap. Het streven van de verdachte om de democratische rechtsstaat te
herstellen was enkel gericht op het voorbereiden van staatkundige
veranderingen in algemene zin.
| |
| |
Ten slotte doe ik een beroep op noodweer. Rambocus en de zijnen
hebben gehandeld ter bescherming van de rechtsstaat die momenteel aangerand
is en waarvan de aanranding steeds voortduurt. Wie is er vermoord, wie is er
doodgeslagen? Het antwoord hierop kan ik u wel geven, maar de schuldigen
staan zeker niet hier.
Meneer de president, mijne heren leden van de krijgsraad, ik
concludeer dat de ten laste gelegde handelingen niet strafbaar zijn gesteld
in het Wetboek van Strafrecht en dat mijn cliënt daarom van alle
rechtsvervolging moet worden ontslagen.
Rechter:
Het laatste woord is aan de verdachte.
Verdachte:
Ik richt mij niet alleen tot u, meneer de president, leden van de
krijgsraad, omdat deze berechtigingsprocedure niet alleen mij treft, maar
allen in dit land zal raken die vrijheid en democratie wensen. Ik doe dit
omdat elk van ons de plicht heeft de toorts van de vrijheid te dragen totdat
ons ideaal, de vrijheid van dit volk en deze natie, bereikt zal zijn.
Desnoods met opoffering van onszelf. Een eenmaal verworven vrijheid zal
nooit ontvreemd mogen worden, noch door buitenlandse mogendheden, noch door
eigen machten en krachten. Uit de recente geschiedenis is ons allen bekend
hoe de parlementaire democratie hier heeft gefunctioneerd. Waarbij wij een
misverstand uit de wereld willen helpen, dat niet de systemen onjuist zijn
geweest, maar de mensen die er inhoud aan moesten geven. Democratie
veronderstelt het bestaan van rechtsregels, voor iedereen in gelijke mate na
te leven, zij geeft wel veel vrijheden, behalve die om de democratie omver
te werpen. Niemand kan gedwongen worden tot samenwerking, die tot zijn eigen
ondergang of slavernij leidt. (geroezemoes)
Rechter:
(slaat met de hamer op de tafel) Stilte, stilte. Anders ben ik
genoodzaakt de zaal te doen ontruimen. (Tot verdachte) Gaat u door,
verdachte.
| |
| |
Verdachte:
Ik heb niets meer te zeggen.
Heb ik hier te lang bij stilgestaan? Horen de woorden van anderen in een
egodocument thuis? Waarschijnlijk niet. Dat ik het desalniettemin doe komt omdat
dit mij de gelegenheid geeft om de stem van een ander, minstens even waar
Suriname te doen horen.
Het is verdrietig om te ervaren hoe sommige beminnelijke personen op het gebeuren
van 8 december hebben gereageerd. Zo schreef Nola Hatterman, de Amsterdamse
negro-fiele schilderes, die meer dan wie ook van Suriname hield en er ook
blijvend was komen wonen, mij met een verwijzing naar de Franse revolutie dat
daar nu eenmaal slachtoffers bij moeten vallen. Ik heb haar brief, die ook
andere doodgewone zaken aan de orde stelde, niet beantwoord. Misschien is het
toch waar dat liefde blind maakt.
|
|