| |
| |
| |
Vragen
Een van de problemen die zich in tal van ontwikkelingslanden voordoen is de keuze
tussen receptie van modern westers recht en verdringing van het eigen, als
achterlijk ervaren volksrecht. In grote stedelijke conglomeraten, verbonden als
die zijn met de buitenwereld, is de keuze meestal niet moeilijk: de
modernisering gaat voor. Maar omdat er buiten de stedelijke samenlevingen
diverse kleine en grote gemeenschappen bestaan die daar (nog) geen deel aan
hebben blijft het een pijnlijk vraagstuk dat voortdurend tot wrijvingen
aanleiding kan geven. In zijn proefschrift Strafrecht in
Suriname (1965) heeft Wijnholt, het latere lid van de Hoge Raad en
waarschijnlijk meer bekend als de President van de Haagse rechtbank, uitvoerig
aandacht besteed aan een summiere uitlating van mij in een recensie. Ik citeer
Wijnholt: ‘Pos heeft in Vox Guyanae die voorkeur
(voor modernisering) voor Suriname en de Nederlandse Antillen op meeslepende
wijze onder woorden gebracht. Na het voordeel te hebben gesignaleerd, dat de
beide landen zich niet hebben ontwikkeld als geïsoleerde en van de
wereld afgesloten rechtsgemeenschappen, maar de structuur in zich dragen van een
moderne westers ingerichte maatschappij, schrijft Pos verderop: Beide
beginselen, namelijk uniformiteit en concordantie (van het Nederlandse recht)
hebben toch maar verhinderd, dat deze landen een broedplaats zijn geworden voor
allerlei alleraardigste, maar voor een moderne ontwikkelingsgang remmende
particularismen. Het mag misschien schade voor de ziel betekenen dat men moet
leven onder een rechtsstelsel, dat niet geheel en al van eigen bodem is, het
getuigt van wijsheid dat men de verlokkingen van een pittoresk
apartheidsbeginsel heeft weten te weerstaan.’ Na nog enige
beschouwingen over dit onderwerp ten beste te hebben gegeven rondt Wijnholt dit
hoofdstuk af door mij bij voorbaat absolutie te verlenen: | |
| |
‘Voorlopig is er daarom geen enkele redelijk grond om Pos er een
verwijt van te maken, dat hij de aan de ziel der Surinaamse bevolkingsgroepen
aangebrachte schade bagatelliseert.’
Het is goed dat Wijnholt mijn terloopse opmerking heeft beperkt tot Suriname en
niet heeft laten uitwaaieren, want als ik het bijvoorbeeld over
Indonesië met zijn van oudsher gedifferentieerde adatrecht gehad zou
hebben, zou ik mij nooit zo volmondig over een westers georiënteerd
eenheidssysteem hebben uitgelaten. Van de lessen van professor Holleman over het
adatrecht van Indonesië, die ik tijdens mijn nica-opleiding in Australië heb gehad, is bijna alles mij
ontschoten, maar de essentie daarvan, het respect voor een andere wijze van
denken bij het oplossen van geschillen tussen groepsgenoten, is me bijgebleven.
Dat er achter dit prijzenswaardig betoon van respect een fikse dosis
paternalisme van het koloniale bestuur school is onmiskenbaar, al is respect ook
dan vele malen te verkiezen boven disrespect. Uit wat ik in de kranten lees maak
ik op dat op het ogenblik de gedachten hierover in Indonesië nog
volop in beweging zijn. Het lijkt wel in strijd met wat ik over Suriname
geschreven heb, als ik nu voor Indonesië de hoop uitspreek dat het
niet tot een rigoureuze oplossing overgaat en bij een nodig geachte
modernisering de schade aan de ziel - voor dat onmetelijke eilandenrijk kan ik
beter spreken van zielen - weet te beperken. Terug naar Suriname. Daar doet zich
sedert de intrekking van de Aziatische Huwelijksbesluiten het probleem niet meer
voor. Het land leeft nu onder het stelsel van rechtseenheid. Ook aan erkenning
van het Bosneger-volksrecht wordt niet meer gedacht. Gebeuren er op het gebied
van het strafrecht ernstige overtredingen dan worden die door de normale politie
en justitie onderzocht en berecht. Zo ging het ook toe in de tijd dat ik rechter
was in het Derde Kanton en de zaken van het binnenland onder mijn ressort
vielen. Ik weet nog goed hoe ik voor het onderzoek in een moordzaak in een dorp
aan de Tapanahony, een rivier in het Zuid-Oosten van het land, het opgraven van
een lijk moest gelasten. Daar ging | |
| |
eerst een kroetoe, een vergadering met de kapitein en de andere functionarissen van
het dorp aan vooraf. Zo'n kroetoe duurde dan wel de hele dag. Het zou niet iets
zijn voor ongeduldige derde-wereldpolitici, die menen na een bliksembezoek
oplossingen te kunnen aandragen voor de problemen, waarbij medewerking van de
direct daarbij betrokkenen een eerste vereiste is. Maar het moet gezegd dat tijd
in mijn geval geen enkele rol speelde. Nadat de toestemming van de kapitein
verkregen was en een aantal dorpelingen ‘oloman’ door hem
was aangewezen om het werk te verrichten, kon aan de opgraving van het lijk
worden begonnen. Dat laatste ging gepaard met veel misbaar. Voortdurend riepen
de gravers: ‘A no mi jere, na a bakra disi,’ ik ben het
niet hoor, het is de schuld van deze blanke. (Waarbij onder blanke iedere vanuit
Paramaribo gezonden overheidsdienaar wordt verstaan, ongeacht zijn huidskleur.)
De geest van de opgegraven dode heeft het gelukkig niet de moeite waard gevonden
om mij in de stille uren van de nacht ter verantwoording te roepen voor het
verstoren van zijn laatste rustplaats.
Aan een rechtszitting in het binnenland gaat een grondige voorbereiding vooraf.
Die lag in mijn ambtsperiode in handen van mijn griffier, Jules Welles. Hij was
de meest plezierige man om mee te werken en om samen op reis te gaan - wat in
het Derde Kanton geregeld moest gebeuren - alleen het slapen in zijn nabijheid,
ook op meters afstand, was geen pretje. Niemand kon zo snurken als hij, zelfs de
grote kikkers in het bosland, die een vervaarlijke keel kunnen opzetten, waren
er niets bij. Daar staat tegenover dat niemand zo'n tocht naar het binnenland
beter kon organiseren dan hij. Bovendien wist hij met mijn onuitgesproken wensen
rekening te houden. Onuitgesproken? Ik weet dat niet meer, het kan ook best zijn
dat onze wensen gewoon samenvielen, zodat er voor afstemmen op elkaar geen
enkele noodzaak was. In ieder geval wist Welles het altijd zo te regelen dat de
Marowijne-tocht naar de Lawa en de Tapanahony in de droge tijd viel, als het
water in de rivier laag was, de rotsen boven het water | |
| |
uitstaken
en begroeid waren met het paarsige kumaru-nyanyan, terwijl het
passeren van de soela's, de stroomversnellingen, met de korjalen, ondanks de
kundigheid van de koela-mannen, de bestuurders, telkens weer
adembenemend was. Het is een van de mooiste tochten die een mens per korjaal
over de rivier kan maken en Welles voegde daar nog de extra dimensie aan toe
door de zittingsdagen te laten samenvallen met de volle maan. Omdat ik de tocht
ettelijke malen in mijn leven heb gemaakt - zonder dat de korjaal waarin ik zat
wonder boven wonder ooit is omgeslagen - wisten de Bosnegers die de korjalen
bemanden precies aan welke pleisterplaatsen ik de voorkeur gaf om de nacht door
te brengen. Dat ging natuurlijk niet altijd op, want als een van de heren een
vrouw had in een dorp ergens aan de rivier, wist hij het altijd zo klaar te
spelen dat we daar tijdig voor het invallen van de nacht moesten aanleggen. Daar
moest zelfs de griffier Welles voor zwichten. In de korjaal waarin wij voeren
gingen, goed beschut in een blikken trommel tegen wateroverlast, de toga's mee
en verder een groen laken, een voorzittershamer en een portret van de koningin.
Het waren de onafscheidelijke attributen zonder welke een rechtszitting zelfs in
het bosland nauwelijks denkbaar zou zijn.
Zonder enige bemoeienis van overheidswege, behoudens dan de ernstige
overtredingen, spreekt de Granman, het opperhoofd van de stam, recht over zijn
onderhorigen. Daar kwamen wij in Paramaribo niet aan te pas. Ik bleef, met
hoeveel genegenheid ik de levenswijze van de Bosnegers bezag en hoe vriendelijk
ik in hun dorpen ook bejegend werd, een buitenstaander. Wat ik over hun
beslechting van geschillen en straftoemeting te weten kwam, putte ik uit
gesprekken en geschriften van personen die langere tijd onder hen geleefd hadden
en die me niet allerlei onzin op de mouw speldden. Problemen met gevangenissen
en cellenbouw kennen ze in het bosland in ieder geval niet, al kan het voorkomen
dat iemand die van kwade invloeden verdacht wordt, een zogenaamde wisiman, uit zijn dorp verstoten wordt | |
| |
en dan zo niet de
dood, dan toch een kommervol bestaan tegemoet gaat.
Met die problemen heb ik wel te maken gehad toen ik in 1960 tot
procureur-generaal werd benoemd. Ik wist nog hoe mijn vader als kantonrechter
zich ergerde aan de wanstaltige toestand van de celruimte in het politiebureau
van Paramaribo. Geld voor verbetering was toen niet voorhanden. Mijn eerste taak
in mijn nieuwe functie was om daar wat aan te doen. Dankzij mijn goede
verstandhouding met de minister van Justitie, Shrimisier, van de vhp, de Verenigde Hindoestaanse Partij, kwam er geld vrij voor een
nieuw cellenhuis (dat inmiddels alweer te klein is gebleken). Maar afgezien
daarvan stond mij iets anders voor ogen. De gevangenis was het oude Fort Nieuw
Amsterdam in het district Commewijne, een gebouw dat het verdiende om op een
monumentenlijst te staan, daar niet van. Nadat ik een bezoek aan de open
gevangenis in Porto Rico had gebracht liet de idee van een open gevangenis me
niet meer los. De minister gunde mij de vrijheid om een plan uit te werken, al
kon het budget dat op de begroting voor het gevangeniswezen stond slechts
minimaal worden verhoogd. Het lukte ten slotte om een uitgestrekt terrein op
ongeveer tien kilometer afstand van Paramaribo te vinden, dat aan het land
toebehoorde, zodat er geen geld aan te pas hoefde te komen. De bouwkosten werden
tot een minimum teruggebracht ‘Build your own prison’ was
het devies en de eerste bewoners kregen de gelegenheid zelf hun barakken te
bouwen. Barakken die ruimte boden aan twintig personen. Eenzame opsluiting paste
niet bij de idee van een open gevangenis. Het was juist de bedoeling dat de
gevangenen zoveel mogelijk buiten de barakken werkzaam zouden zijn, bezig met
landbouw, verzorging van kippen en varkens of werkzaam in de timmerloods. Voor
een echte omheining was er geen geld, trouwens die diende nergens voor.
Ontvluchten leek geen reële mogelijkheid, omdat voor een ontsnapte
gevangene vluchten naar een naburig land weinig vooruitzichten bood. Opgepikt
worden in Frans Guyana bete- | |
| |
kende opgesloten worden in ouderwetse
vervallen gevangenissen die nog uit de tijd van het bagno stamden. In Brits
Guyana was de behandeling ook niet bepaald zachtzinnig. Brazilië was
uitgesloten. Hoewel het in het zuiden aan Suriname grenst sloot het dichte
oerwoud de beide landen van elkaar af. Dat alles maakte Santo Boma, zo heette de
open gevangenis, genoemd naar het terrein waar het op stond, tot een te
verkiezen verblijfplaats. Gevangenen die zich misdroegen liepen de kans
teruggestuurd te worden naar het Fort Nieuw Amsterdam, waar een veel strenger
regime heerste.
Bij de nieuwe aanpak paste evenzeer een herscholing van de cipiers. In de persoon
van Jacques Jessurun, een jurist die meer hield van zijn viool dan van het
Wetboek van Strafrecht, vond ik een medewerker die zich met hart en ziel aan
deze taak wijdde. Tegelijkertijd met het tot stand komen van Santo Boma kon het
Fort Zeelandia dat als Huis van Bewaring dienst deed worden ontruimd. Dit uit de
zeventiende eeuw stammend fort, een waar pentagon, kreeg een passende
bestemming. Het Surinaams Museum werd, na een grondige restauratie, daarin
ondergebracht. Doordat ik in het bestuur van het museum zat kon ik van mijn
beide hoedanigheden gebruikmaken om de overgang zo soepel mogelijk te laten
verlopen. Het museum was op weg om onder leiding van de populaire Jimmy Douglas,
die een open oor had voor adviezen van deskundigen, een pronkstuk in de
West-Indiën te worden. Jammer genoeg moest het in 1980, na de coup
van de sergeanten in allerijl worden ontruimd. Het blijft voor mij de plek waar
vijftien voortreffelijke Surinaamse burgers in de nacht van 8 op 9 november 1982
op lafhartige wijze door de militairen zijn omgebracht. Het is desondanks
verheugend dat het museum in 1994 weer terug kon keren naar het Fort Zeelandia.
Voor zover ik weet pronkt alleen Fort de France, de hoofdstad van het eiland
Martinique, in deze contreien met een oud fort dat tot museum is omgebouwd. Zij
waren daar, toen ik het bezocht, wat trots op een mij tot dusver onbekend
wapenfeit: Michiel Adriaanszoon de Ruyter moet in de wate- | |
| |
ren nabij
het eiland door een Franse vloot zijn verslagen.
Ik heb nog het genoegen gehad om een gezelschap Israëlische
ontwikkelingswerkers in Santo Boma te mogen ontvangen. Na de rondleiding vroeg
ik het hoofd van de missie wat er nog aan ontbrak. ‘Een
bloementuin’ was het antwoord. Ik vatte het toen als een compliment
op, maar misschien school in die woorden een milde kritiek op een te ver
doorgevoerde idealistische aanpak, die trouwens ook bij de bevolking
aanvankelijk op onbegrip stuitte. Hotel Santo Boma heette de open gevangenis in
de volksmond.
Het is verwonderlijk hoeveel iemand in een klein land waar hij zo'n beetje een
manusje-van-alles is kan doen. Dat slaat op allerlei gebied, sociaal, kerkelijk,
muzikaal, literair, er is totaal geen houden aan, het is een soort verhevigd
amateurisme waar je helemaal in kan opgaan. Tot je op een gegeven ogenblik er
niet meer zeker van bent of je binnen de eigen professie wel aan de hoge eisen
die daaraan vastzitten voldoet. Je wilt jezelf toetsen aan die veronderstelde
hogere eisen, je hebt alles wat in je zit gegeven, je voelt je van binnen leeg
en uitgehold. Dat is het moment dat je begint te verlangen naar iets groters,
meeromvattends dan de kleine kring waarbinnen je je beweegt en werkt, het
applaus dat je oogst bevredigt je niet langer, je wilt erachter zien te komen of
je je ook in de grote wereld staande kunt houden. Er zijn vele motieven te
noemen waarom ik, toen ik vijftig was, Suriname heb verlaten. Vaak wordt het mij
gevraagd en dan geef ik meestal een nietszeggend antwoord waar niemand veel
wijzer van wordt. Per slot van rekening was het in Suriname, toen ik er in 1964
wegging, goed leven. Ik had een prettig huis aan de rivier, vrouw, drie
kinderen, een goede betrekking. Als pg had ik geen onmin met
de regering, niemand wilde me weg hebben. De redenen, die de latere massale
volksverhuizingen naar Nederland op gang hebben gebracht ontbraken toen nog, ze
waren althans nog niet aan de oppervlakte gekomen. Was het werkelijk de behoefte
om mijzelf te toetsen aan de maatstaven die in Nederland in de juristerij
golden? Of was het een | |
| |
zekere lang bedwongen onrust die weer naar
boven kwam en om verandering vroeg? Kwam het misschien omdat ik niet wilde dat
mijn kinderen net als ik op jeugdige leeftijd naar Nederland zouden moeten gaan
om dan dezelfde kilte te verduren die ik toen onderging? Was het omdat mijn
huwelijk dreigde vast te lopen en een nieuwe impuls nodig had? Het wordt tijd
dat ik daarop een behoorlijk antwoord geef, maar nog altijd weet ik het niet Ik
hield het erop dat ik wegging omdat ik vond dat een jurist uit een niet blanke
bevolkingsgroep aan het hoofd van het Departement van Justitie moest komen te
staan. De pg was in die dagen een vrij machtig man, onder wie
behalve het Openbaar Ministerie ook de politie, de inlichtingendienst, de
wetgeving en het toelatingsbeleid ressorteerden. Achteraf bezien geloof ik niet
dat dat de ware reden kan zijn geweest. Suriname werd in 1964 al lang niet meer
door een blanke bovenlaag overheerst. Eerder was het tegendeel het geval. En
juist ik had van harte deelgenomen aan het proces van surinamisering, wat met
zich meebracht dat in allerlei functies die vroeger door blanken - meest
Hollanders - werden vervuld nu landskinderen de opengevallen plaatsen innamen.
En wie waren dat anders dan vogels van diverse pluimage, zwart, geel, bruin,
dikwijls een mengeling, een melange van dit en dat. Surinamers gebruiken liever
het beeld van een mamio, een lappendeken, een zachtzinnige
benaming die de eenheid van de verschillende lappen, de bevolkingsgroepen, moet
suggereren. Ik geloof niet dat ik al die tijd zo altruïstisch bezig
ben geweest om mijzelf te elimineren, ik denk eerder dat ik een ‘es
ist erreicht'-gevoel had en ik wat anders wilde nu het nog kon. Het nemen van
zo'n besluit om je in Holland te vestigen betekende trouwens niet het afbreken
van een relatie met Suriname. De magneetwerking bleef nog jaren duren,
totdat...
|
|