Het averechts handelen. De Geer in Lissabon. Naïef, wereldvreemd, eigengereid
(1997)–Jan Kuijk, Hugo Pos– Auteursrechtelijk beschermdDe kerstdagenBeide kerstdagen zijn voor de verdere ontwikkeling belangrijk. In zijn dagboek vermeldt De Geer als eerste aantekening bij de eerste kerstdag: ‘Gezongen in de kerk Silent night, sacred night’.Ga naar eind87 Dat zal hij waarschijnlijk mee gezongen hebben in de Anglicaanse dienst in de kapel bij hotel Paris. Zijn lunch gebruikt hij echter die dag in hotel Atlantico, dat dan voor het eerst in het dagboek wordt genoemd.Ga naar eind88 Daarna noteert hij: ‘Bezoek van Pelt, die uit Indië kwam.’ In zijn na-oorlogse verslag schrijft Pelt, dat De Geer geen positief antwoord gaf op de vraag wanneer hij van plan was naar Indië te gaan. Wel vroeg hij honderd uit over Indië en de reismogelijkheden daarheen. De Geer bekende tijdens het gesprek, dat hij tegen de vliegreis over de Atlantische Oceaan opzag en de voorkeur gaf aan een boottocht langs de Kaap (de passagiersverbinding door het Suez-kanaal was toen al opgeheven). Pelt vroeg hem daarop op de man af: ‘U denkt er toch niet over naar Nederland te gaan?’ en hij vervolgt zijn verslag: ‘Hierop kwam een dubbelzinnig antwoord, de heer De Geer antwoordde namelijk dat hij dat niet van plan was ofschoon hij natuurlijk zeer wel naar Nederland zou kunnen gaan en er wel goede redenen voor zou | |
[pagina 63]
| |
kunnen aanvoeren, aangezien zijn vrouw ongesteld was en hem noodig had.Ga naar eind89. Ik bezwoer den heer De Geer deze gedachte te laten varen aangezien hij daardoor zichzelf en zijn land in een zeer delicate positie zou brengen. Met eenige heftigheid voerde hij hiertegen aan, dat ik dit geheel verkeerd zag, aangezien hij sedert zijn aftreden als Minister-President toch niet anders dan een particulier Nederlander was, elk particulier Nederlander het recht had naar zijn plaats van inwoning terug te keeren en dat dit zelfs door de Nederlandsche Regeering werd aangemoedigd wat betreft in Frankrijk vertoevende Nederlanders. Op het argument dat hij alleen met hulp van de vijand naar Nederland kon gaan, antwoordde De Geer dat de vijand nu eenmaal feitelijk meester van de situatie was en dat er dus geen bezwaar zou kunnen bestaan dat een particulier reiziger, die een visum nodig had, dit erkende.’Ga naar eind90 Directe gevolgen heeft het gesprek niet, maar het heeft waarschijnlijk toch iets bij De Geer los gemaakt. Hij besluit in elk geval zijn notities van die eerste kerstdag met: ‘Geschreven aan Duitschen Gezant, dat het antwoord wel heel lang uitblijft.’ Deze samenvatting in het dagboek geeft de geestesgesteldheid van De Geer op dat ogenblik beter aan dan de inhoud van de brief. De Geer toont in hoffelijke termen verpakt ongeduld en twijfel of zijn verzoek wel goed gevallen is bij de Duitse autoriteiten, maar er is ook sprake van een nieuwe optie. De reis naar Indië komt niet meer ter sprake, maar nu is het Nederland of New York, waar zijn nicht Iny woont.Ga naar eind91 De volgende morgen, tweede kerstdag, krijgt De Geer | |
[pagina 64]
| |
bezoek van de eveneens door Van Pallandt gestuurde dr. N.C.A. Slotemaker de Bruïne, directeur van het persbureau Aneta in Batavia (‘die uit Indië kwam’ schrijft De Geer achter Slotemakers naam in het dagboek). Ook van Slotemakers gesprek is een ruim vijf jaar later opgetekend verslag bewaard in de vorm van een brief aan Gerbrandy. Hij had in Lissabon twee gesprekken met De Geer, maar hij heeft geen poging gedaan hem van zijn Nederlandse reisplannen af te houden om de eenvoudige reden dat deze niet ter sprake zijn gekomen. Het ging alleen over Indië. De Geer wilde advies hebben of hij over Amerika of langs de Kaap moest reizen. De vraag wanneer hij daar dacht aan te komen, ontweek De Geer - een houding die Slotemaker de indruk gaf dat hij het plan had naar Nederland terug te gaan, zo herinnerde hij zich in de zomer van 1946.Ga naar eind92 De mogelijkheid van een reis per schip naar Indië via de Kaap hield De Geer al een poosje bezig. Waarschijnlijk is hij op het idee gekomen tijdens gesprekken met de Zuid-Afrikaanse journalist F.J. Elferink, die op het punt stond naar de Kaap af te reizen.Ga naar eind93 Het is niet vreemd, dat hij 's morgens in Estoril met Slotemaker over deze mogelijkheid heeft gesproken. Immers, voor het middaguur van deze tweede kerstdag stond een afspraak voor een lunch in Lissabon met deze Elferink in De Geers agenda. Een verslag van dit gesprek is er niet, maar het besprokene is te herleiden. De volgende dag verscheen in het in Kaapstad verschijnende dagblad Die Suyder StemGa naar eind94 een beschouwing, waarin het Nederlandse standpunt over de gewapende neutraliteit tot de Duitse overval in mei | |
[pagina 65]
| |
1940 en het daarop gevolgde gewapende verzet werd toegelicht en verdedigd. De beschouwing verscheen onder de naam van Elferink, maar het is vrijwel zeker dat De Geer het stuk zelf geschreven heeft (hij schreef immers graag en veel, zoals de eigenaar van hotel Paris en de persattaché Van den Berkhof elkaar hadden toevertrouwd).Ga naar eind95 Het feit dat het stuk één dag na de lunchafspraak verscheen, maakt het aannemelijk dat De Geer bij het gesprek de tekst al kant-en-klaar bij zich had of zelfs dat Elferink die al eerder in zijn bezit had gekregen. Elferink hoefde het stuk enkel in het Zuid-Afrikaans te vertalen, van zijn naam te voorzien en door te telexen of door te bellen naar Kaapstad. De Geer heeft in 1947 in zijn pleitrede voor het tribunaal in Amsterdam (hij verscheen daar zonder advocaatGa naar eind96) dit stuk nadrukkelijk tot zijn verdediging en onderstreping van zijn trouw en toewijding aan de vaderlandse zaak aangevoerd.Ga naar eind97 Maar wie de beschouwing nu terugleest,Ga naar eind98 zal sterk moeten denken aan De Geers radiorede van 20 mei 1940; de rede die de eerste steen des aanstoots was geworden voor zijn collega-ministers en koningin Wilhelmina. De Geer verdedigt ook hier de traditionele Nederlandse neutraliteitspohtiek (in de jaren dertig soms ook ‘zelfstandigheidspolitiek’Ga naar eind99 genoemd; dat klonk wat positiever). Tussen tussen de regels door is ook te lezen dat hij - al is de oorlogstoestand ingetreden - in zijn hart nog steeds die politiek voorstaat met de mogelijke consequentie dat Nederland net zo goed aan de andere kant in de oorlog had kunnen belanden. |
|