Het averechts handelen. De Geer in Lissabon. Naïef, wereldvreemd, eigengereid
(1997)–Jan Kuijk, Hugo Pos– Auteursrechtelijk beschermdPleidooi voor terugkeerVeertien dagen dus had hij nodig voor deze beslissende stap. Steeds heeft hij volgehouden dat hij de mogelijkheid op terugkeer naar Nederland eerst in Portugal onder ogen heeft gezien, toen hij merkte hoe betrekkelijk gemakkelijk tal van gestrande reizigers van het Duitse gezantschap een visum voor de terugreis kregen, al is er een tekst die er op duidt dat hij in Boxmoor na zijn ontslag tenminste aan de mogelijkheid van terugkeer naar Nederland heeft gedacht. In de brochure Verantwoording uit 1946, waarin hij ‘pijnlijk getroffen’ reageert op Gerbrandy's Eenige hoofdpunten van het regeringsbeleid, schrijft hij over zijn positie na het ontslag: ‘Mijn leven was er niet nuttiger voor de gemeenschap - en kón het niet zijn - dan het op dat oogenblik in Nederland zou wezen, het land dat ik verlaten had om elders ten publieke nutte werkzaam te kunnen blijven. | |
[pagina 54]
| |
Wat onder die omstandigheden mijn natuurlijke plaats was, scheen niet twijfelachtig. Wél daarentegen was in hooge mate twijfelachtig, of een terugkeer naar ons land mogelijkGa naar eind64 zou zijn. Het was niet waarschijnlijk, dat de bezettingsautoriteit, die haar verbolgenheid tegen de uitgeweken Regeering op felle wijs had doen kennen, aan een afgetreden lid van het Kabinet toegang zou willen verlenen. Althans niet, zonder daarbij voorwaarden te stellen waaraan niet kon worden voldaan. Vandaar dat aanvankelijk het denkbeeld rees, niet naar Nederland maar naar Nederlandsch-Indië te gaan, waar de meesten mijner kinderen waren.’Ga naar eind65 Hij zat dus wel in Engeland de mogelijk- en onmogelijkheden van terugkeer naar Nederland af te wegen, maar hij heeft er met niemand over gesproken. Een belangrijk getuige van De Geers zwijgzaamheid op dit punt is zijn huisgenoot uit Boxmoor, Duits. Hij en zijn vrouw zaten elke dag met De Geer aan tafel voor het eten, maar toen daar De Geers vertrek uit Engeland aan de orde kwam, is niet op een terugkeer naar Nederland gezinspeeld. Duits verklaarde na de oorlog steeds te zijn uitgegaan van een reis naar Indië via de Verenigde Staten. Ook De Geers brieven uit Portugal gaven hem geen andere indruk.Ga naar eind66 In dezelfde brochure Verantwoording schrijft De Geer ook dat hij zeker naar Indië zou zijn gegaan, ‘indien niet te Lissabon een andere mogelijkheid ware geopend.’Ga naar eind67 De weg daarvoor loopt over het Duitse gezantschap. De gezant, dr. Oswald baron von Hoyningen-Huene, was een beroepsdiplomaat.Ga naar eind68 Een aanwijzing voor wat er op 20 november besproken is, vormt een brief, die Huene | |
[pagina 55]
| |
op 28 november 1940 aan het ministerie van buitenlandse zaken in Berlijn schreef over het verzoek van De Geer om naar Nederland te mogen terugkeren.Ga naar eind69 Huene zegt in die brief dat het De Geers oorspronkelijke plan was naar zijn kinderen in Nederlands-Indië verder te reizen. Maar ‘na rustige overweging en het vinden van een grotere distantie tot de actuele gebeurtenissen’ heeft hij het besluit genomen naar Nederland terug te keren om daar met zijn vrouw als particulier verder te leven. Huene merkt ook op, dat De Geer op een snelle afhandeling van zijn verzoek hoopt omdat hij zijn zeventigste verjaardag in Nederland wil vieren. Uit de brief, hoe zakelijk ook gesteld, blijkt een zeker begrip voor De Geers verlangen. Ook andere gegevens wijzen op een goede sfeer tussen beide mannen. Het gezantschap had het op dat ogenblik behoorlijk druk en de aanvragers voor de nodige reispapieren stonden bij wijze van spreken voor het gezantschap in de rij.Ga naar eind70 Dat gold niet voor De Geer. De gezant ontving hem persoonlijk, en nog wel in zijn residentie en niet op kantoor. De Geer keek daar niet vreemd van op.Ga naar eind71 Heren onder elkaar. Huene kon niet zelfstandig over de aanvrage van De Geer beslissen want hij zag de consequenties daarvan.Ga naar eind72 Hij adviseerde De Geer daarom zijn wensen en motieven in een memorandum voor de autoriteiten in Berlijn neer te leggen. De Geer is meteen aan de slag gegaan. Al op 1 december kon hij in zijn dagboek noteren: ‘Afschrift van den Duitschen Gezant ontvangen van het verzonden memorandum.’Ga naar eind73 Het stuk is in het archief van het Duitse ministerie van buitenlandse zaken in Bonn bewaard gebleven.Ga naar eind74 | |
[pagina 56]
| |
Het omvat vier, met interlinie getypte A-viertjes; waarop in handschrift (van de gezant?) een aantal correcties van stilistische, grammaticale en politieke aard is aangebracht. De Geer heeft voor het typen van deze tekst hulp gehad en waarschijnlijk niet van het gezantschap. Alle andere bewaarde correspondentie van De Geer uit het hotel is met de hand op briefpapier van het hotel geschreven. Het typoscript van het memorandum verraadt een niet professionele typist. De Geer zelf heeft het niet getikt, want in de door hem getypte teksten gebruikt hij steeds in plaats van de letter ‘ij’ de ‘y’, wat zijn typoscripten een multatuliaans aanzien geeft. De Geer heeft de correcties van het gezantschap onder ogen gehad, want er is een op 23 november geschreven briefje van zijn hand bewaard gebleven. Hij stemt in met de veranderingen, maar wil één door hem gebruikte zinsnede behouden (dat geeft beter aan dat er in elk geval ‘een streven in de goede richting’ is geweestGa naar eind75). Dat hij het gecorrigeerde stuk zorgvuldig heeft nagelezen, blijkt uit een tweede aantekening. Hij merkt op dat door een wijziging twee keer achter elkaar het woord ‘Aufgabe’ zal worden gebruikt en dat leek hem minder passend.Ga naar eind76 Bij herlezing viel hem nog een nieuw argument in, want in een in handschrift tussengevoegde nieuwe alinea verzekert hij verder dat niet alleen zijn vrouw heel gelukkig zou zijn met zijn terugkeer, maar ook haar hoogbejaarde moeder, ‘eine Deutschgeborene’.Ga naar eind77 In dit memorandum opnieuw, direct in de aanhef al, het steeds herhaalde argument dat hij in mei 1940 niet | |
[pagina 57]
| |
als vluchteling naar Engeland ging, maar in een ambtsbediening. Nu deze ambtelijke plicht vervuld is, is ook de reden voor het verblijf in het buitenland vervallen. In het Latijn: ‘Cessante causa cessat effectus.’ (Het gevolg houdt op, als de oorzaak ophoudt.) Verder beroept hij zich op zijn radiorede van 20 mei 1940 - dezelfde rede, die in Engeland zo'n heibel veroorzaakt had. ‘Wie zo sprak op een ogenblik dat aan een voortijdige terugkeer in het land nog niet gedacht kon worden, zal ook in de ogen van de bezettende macht geen gevaar voor de orde vormen,’ meent hij en hij voegt er aan toe dat de bezettende macht door haar correcte houding tegenover de bevolking zich heeft ingespannen om nutteloos lijden te voorkomen en de atmosfeer zo draaglijk mogelijk te maken. ‘In deze lijn past het niet een ambteloos burger te weigeren in zijn land te wonen en lief en leed met zijn volk te delen.’ Anti-Duitse gevoelens heeft hij nooit gehad en ‘...als het waar zou zijn, wat kort geleden over de Hilversumse radio is gezegd: In ons land is sinds tientallen jaren een voortdurende, wel of niet bedekte en wel of niet door het buitenland betaalde anti-Duitse propaganda gevoerd - dan kan gezegd worden dat ik van deze tientallen jaren gevoerde propaganda nooit het slachtoffer geweest ben.’ Al in de oorlog 1914-1918, bekent De Geer nu, was hij net als veel van zijn politieke vrienden in de geest pro-Duits, evenals zijn ouders.Ga naar eind78 Van belang lijkt hem ook te melden dat hij sedert tientallen jaren een groot deel van zijn vakanties in het Duitse bergland heeft doorgebracht. Dat klinkt gemoedelijk, maar als dat argument op dat ogenblik de Nederlanders onder ogen zou zijn gekomen, | |
[pagina 58]
| |
zou dat behoorlijk pijn gedaan hebben. Een jaar eerder, in augustus 1939, hadden immers heel wat Nederlanders met bevreemding kennis hadden genomen van het bericht dat De Geer de Duitse oorlogsdreiging liet voor wat zij op dat ogenblik was. Vijf dagen na de vorming van zijn tweede kabinet was hij uitgerekend naar het Zwarte Woud in Duitsland met vakantie gegaan. Onder de oorlogsdreiging keerde hij ruim een week later terug naar Nederland, maar bleef toen nog een paar dagen op de Veluwe hangen, wat allerlei moeizame toestanden met de mobilisatie veroorzaakte.Ga naar eind79 De Geer spreekt zich in het memorandum uit (‘als warme vriend van het vaderland’) voor een herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid ‘hoe ook het einde van de oorlog mag zijn’, maar bij deze verwijzing naar de onafhankelijkheid van ons land ontbreekt de toevoeging ‘onder het Huis van Oranje’, een uitdrukking die inmiddels in het (illegaal) beraad van de politieke partijen in Nederland een vast bestanddeel was gaan vormen.Ga naar eind80 Tenslotte belooft hij dat hij zich gedurende de rest van de oorlog van iedere politieke activiteit zal onthouden. Als een vergeten burger wil hij zich wijden aan lectuur en studie ‘en voor alles aan mijn vrouw, die in mijn wellicht al te drukke leven op dit punt niet verwend is.’ Deze belofte weerhoudt hem er niet van om, na de lof gezongen te hebben van het Duitse eenheidsstreven, zich uit te spreken voor een nieuwe politieke, economische en sociale ordening van de Europese staten waardoor een gemeenschappelijke markt en arbeidsverdeling mogelijk wordt; een vooruitlopen haast op de Economische en Monetaire Unie. | |
[pagina 59]
| |
(Dezelfde gedachte over Europese eenheid en samenwerking heeft hij uitgewerkt in de in 1942 in het bezette Nederland gepubliceerde brochure De synthese in den oorlog, welke in 1947 eveneens onderdeel uitmaakte van de tegen hem gerichte aanklacht bij het bijzonder gerechtshof). |
|