Het averechts handelen. De Geer in Lissabon. Naïef, wereldvreemd, eigengereid
(1997)–Jan Kuijk, Hugo Pos– Auteursrechtelijk beschermdVoorbereiding voor de reisIn Londen zoeken de ministers een oplossing voor de oud-premier, die - uiterlijk althans - het comfortabele leven leidt van a gentleman of leisure op Felden Lodge.Ga naar eind42 Er is een vrij druk sociaal verkeer in het huis. Er wordt aan muziek gedaan, De Geer bridget en schaakt, leest veel,Ga naar eind43 verheugt zich over een preek die de Haagse hervormde predikant A.K. Straatsma voor hem heeft laten uit tikken en toezendenGa naar eind44 en vooral: hij denkt veel aan thuis. Als zijn vrouw hem in een brief van 17 september 1940 heeft geschreven te verlangen naar het ogenblik waarop zij hem ‘juichend zal inhalen op mijn [De Geers] | |
[pagina 48]
| |
ongeschonden studeervertrek’ schrijft hij haar terug dat dat helemaal klopt ‘met de voorstelling die ik mij reeds tal van malen gemaakt heb; wakend en droomend.’ Hij toont zich in de brief een waakzame huisvaderGa naar eind45 die, net als bij zijn Zwitserse reisplannen, zich ook nu weer zorgen maakt over de huishoudportemonnee.Ga naar eind46 Ook zijn gezondheid krijgt aandachtGa naar eind47 en hij prijst de zorgen, die de huishoudster van Felden Lodge aan hem besteedt. In de eerste vergadering van de ministerraad onder voorzitterschap van Gerbrandy komt de vraag naar de toekomstige positie van De Geer al aan de orde. Veel mogelijkheden zijn er niet. Lid van de Raad van State bijvoorbeeld zou in Den Haag een elegante oplossing zijn geweest, maar in Londen is geen Raad van State. Een opdracht om in Batavia een onderzoek in te stellen of Indië een financiële bijdrage zou kunnen geven aan de oorlogsvoering, lijkt een geschikter idee. De défaitistische oud-premier is dan gelijk weg uit het Londense milieu. Het plan is afkomstig van Welter, de minister van koloniën. Een persoonlijke overweging van Welter (‘ik had met hem te doen’Ga naar eind48) is dat De Geer drie kinderen in Indië had die hem ook hadden uitgenodigd. Welter brengt het idee over tijdens een bezoek aan Felden Lodge. De Geer voelde er wel wat voor, maar wil eerst (het oude plan) wat op verhaal komen in Zwitserland. Op 9 september vraagt hij daarom bij de Portugese legatie in Londen een visum voor Portugal. De Portugese gezant op zijn beurt vraagt heel formeel de medewerking van de Nederlandse gezant (anders zullen de Britse autoriteiten geen uitreisvergunning geven). Zo komt de zaak | |
[pagina 49]
| |
opnieuw in de ministerraad en weer slaat de argwaan toe. Gerbrandy stuurt zijn oud-collega op 24 september namens de ministerraad een brief. Zwitserland loopt gevaar het lot te delen dat Nederland in mei 1940 overkwam en er is een belangrijke regeringsopdracht voor De Geer in de maak. De visum-aanvrage moet dus op een misverstand berusten. Maar om voor de toekomst een nieuw misverstand te voorkomen: het kabinet zou wel graag van De Geer willen horen dat hij bij zijn verzoek ‘uitsluitend de verkrijging van een visum voor doorreis naar Nederlandsch-Indië op het oog heeft.’Ga naar eind49 De Geer is diep gekrenkt. Het kabinet vertrouwt hem niet en de hoge onderscheiding die hij zojuist heeft gekregen voelt hij nu als ‘een pijniging en beschaming, evenals de vriendelijke woorden die mij (...) bij mijn aftreden toekwamen.’ Een reis naar Zwitserland is ‘overigens een zaak die slechts mij aangaat’. Het was zijn plan in Lissabon te beslissen of hij naar Zwitserland dan wel naar zijn nicht in de Verenigde Staten zou gaan (dat had hij duidelijk geschreven bij zijn visum-aanvrage), waarbij hij ook nog rekening wilde houden met de mogelijkheid dat de regering hem met een opdracht naar Indië zou sturen. Maar van dat laatste zal nu geen sprake meer zijn.Ga naar eind50 In gepaste bewoordingen zegt De Geer in feite: de regering kan verder barsten. Gerbrandy moet wel gas terugnemen en in zijn brief van 8 oktober 1940 doet hij dat ook. De Geers brief is in het kabinet aan de orde geweest en daar is gebleken dat er geen sprake is van wantrouwen of de wil om De Geer smaad aan te doen. Angst dat zijn persoon zich in de macht van de vijand zou bevinden en hem kan misbrui- | |
[pagina 50]
| |
ken, onafhankelijk van zijn medewerking of medeweten is de drijfveer. De gaafheid van De Geers karakter is niet in twijfel getrokken. Integendeel, het kabinet was ‘cor unum et anima una’ toen het hem voordroeg voor die hoge onderscheiding, die ‘in een leven van zeldzame toewijding aan de zaak van het gemeenebest was verdiend.’ Gerbrandy herinnert ook aan ‘de moed, de kunde en het doorzettingsvermogen’ dat De Geer aan de dag heeft gelegd in augustus 1939 bij de vorming van het kabinet, dat ‘den vijand kon tegemoet treden als een even werkelijke als onloochenbare representatie van het Nederlandsche volk’Ga naar eind51 - woorden, die Gerbrandy ongetwijfeld ook heeft gekozen om de aarzelende en angstvallige leden in zijn kabinet een hart onder de riem te steken. De druk is van de ketel. De Geer heeft geen bezwaar meer een opdracht te aanvaarden. Hoe die zal luiden is niet bekend,Ga naar eind52 want het formuleren heeft nogal wat voeten in de aarde. ‘Wat kan Indië bijdragen aan de oorlogvoering?’ was de eerste opzet, maar de gouverneur-generaal, jhr. mr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, had inmiddels laten weten dat dat niet zo goed uitkwam. Weliswaar was er in Azië nog geen oorlog, maar de Japanse dreiging werd in Batavia toch wel zo sterk gevoeld dat alle financiële middelen aan de versterking van de Indische defensie moesten worden gegeven. De oplossing werd gevonden door de formulering dat De Geer zou nagaan hoe de financiële verhouding tussen Nederland en Indië (een voortdurend punt van discussie in de jaren twintig en dertig) na de oorlog moest zijn. | |
[pagina 51]
| |
Maar het duurde tot 28 november eer deze opdracht op papier stond. De Geer zat toen al in Portugal - ja, hij was zelfs al een week eerder bij de Duitse gezant langs geweest om te kijken of er geen mogelijkheid was toch naar Nederland terug te gaan. |
|